Kapsalon

Achter de geraniums zitten loont

Met het toenemen der jaren vertraagt het leven, althans worden de handelingen van de mensen trager. Het leven zelf gaat gestaag door, onafhankelijk van de leeftijdstoename van een aantal van haar deelnemers. Het trekt zich niets aan van schokkende en minder schokkende gebeurtenissen, het volgt gestaag haar jaarlijkse cyclus. Ieder etmaal wordt het dag en weer nacht, schijnt de zon of raast er een seizoensstorm. Op het voorjaar volgt de zomer, waarna de herfst en winter zich in een vast tempo aandienen en de cirkel weer rond maken.

Voor het gevoel gaat wel de tijd sneller, waardoor de dagen steeds korter lijken. ‘Is het alweer zover? De tijd glipt tussen je vingers door!’ luidt dan een veel gehoorde verzuchting, een meewarige constatering die maar al te waar blijkt.

In lang vervlogen tijden viel oud worden niet mee. Afhankelijkheid van het ondersteuningsvermogen van de eigen kinderen of het langzaam afsterven in een oude mannen- of vrouwenhuis vormden een afschrikwekkend doembeeld voor menig burger. 

In 1947 vormde de Noodwet Ouderdomsvoorziening van toenmalig minister Willem Drees dan ook als voorloper op de latere AOW een eerste aanzet tot een zeer gewenste kentering in deze situatie. Mede als gevolg hiervan is het huidige seniorenbeeld allang niet meer dat van een wegkwijnende bejaarde achter de geraniums. Reclamebeelden schotelen ons tot op hoge leeftijd levendige ouderen voor, actief in de sportclub of genietend van de veel te lang uitgestelde wereldreis.

Dat die geraniums niet helemaal vallen weg te cijferen bewijst Beppe van Lokeren in Den Haag. Een groot deel van de dag brengt zij bij het raam van haar bescheiden appartement op drie hoog door, zittend in haar speciaal aangepaste fauteuil, een gerieflijke stoel die met een aantal drukken op de knop de meest wonderlijke standen creëert en zelfs een zetje kan geven om de stoel, indien nodig, te verlaten. Sinds die verschrikkelijke tia een paar jaar geleden is Beppe niet meer wie ze was. Haar lichaam laat haar deels in de steek en geeft haar zo het gevoel nu echt bejaard te zijn. Lopen doet zij doorgaans achter een rollator, in een dusdanig traag tempo dat menig schildpad in vergelijking met Beppe tot de snellere klasse behoort. Een nieuwe levensfase die wel om herschikking vraagt.

Maar gelukkig heeft Beppe haar opgeruimde karakter weten te bewaren. Het glas is voor haar nog altijd half vol in plaats van half leeg. Met het hart op de tong, niet alleen naar anderen maar ook naar zichzelf toe, weet zij haar nieuwe leven vorm te geven, zichzelf af en toe flink beet te pakken en zich te richten op zaken die in ieder geval nog wel lukken. 

Tegenover haar woning bevindt zich sinds jaar en dag een herenkapsalon. Vroeger werd die door Sjonnie Schuitemaker gerund, een rasechte Hagenees, geboren en getogen in deze buurt en een praatpaal voor iedereen die behoefte had aan even lekker het hart luchten, in de wetenschap dat Sjonnie met een dosis ontnuchterende Haagse oneliners zijn gesprekspartner in no time met beide benen op de grond wist te krijgen. Bovendien behoorde de standaard kapselkeuze tot een eenvoudige. Een nietsvermoedende klant die al pratend door Sjonnie in de kapstoel werd uitgenodigd en ondertussen werd meegesleurd in het altijd boeiende gespreksonderwerp, kreeg onmiddellijk ongevraagd het standaard kapsel aangemeten: een opgeschoren hoofd met bovenop een pluk weelderig haar. Of in geval van beginnende of reeds vergevorderde kaalheid een hoofd als een biljartbal, veroorzaakt door een hogesnelheidstrimmer die zich kriskras een weg over de steeds glimmender schedel baande. Klanten met een afwijkende haarcoupewens dienden het gesprek voor de landing in de kappersstoel te onderbreken om Sjonnie van de persoonlijke wensen te overtuigen. Niet dat dit heel veel zin had, want de resultaten van zulke interventies leken over het algemeen verdacht veel op de standaardcoupes. Sjonnies klanten lieten zich in de buurt dan ook gemakkelijk herkennen. 

Sjonnie behoorde tot de categorie waarop de uitdrukking in het harnas sterven van toepassing was. Op een doorsnee werkochtend, de zaak lekker gevuld met klanten, hield hij middenin zijn onderhoudende betoog plotseling zijn mond, greep de kappersstoel stevig beet in een poging het onverwachte naderende onheil af te weren, sperde zijn ogen wagenwijd open en stortte onder het produceren van een onsmakelijk klinkend gereutel met een daverende klap ter aarde om vervolgens het door hem zo gewaardeerde leven met enkele naschokken te verlaten, zijn niets vermoedend publiek in stomme verbazing achterlatend. In eerste instantie reageerde niemand in de veronderstelling dat Sjonnie een verrassende poging ondernam om zijn verhaal beeldend te ondersteunen. Maar algauw drong de ernst van de situatie door, waarna enkelen een vergeefse poging ondernamen om Sjonnie te reanimeren.  

Zijn plotselinge overlijden bracht een schok in de hechte buurtgemeenschap teweeg, een toonbeeld van saamhorigheid, zich culminerend in de enorme massa die enkele dagen later een rouwstoet achter de baar vormde. Een aantal klanten droeg een groots spandoek in de geel-groene kleuren van ADO met daarop de alleszeggende tekst Sjonnie, je was een moordgozah!!!

Meer dan een half jaar bleef Sjonnies kapperszaak gesloten. Blijkbaar liet een opvolger zich niet gemakkelijk vinden. 

Na een half jaar echter kwam er letterlijk beweging in de zaak. Dagenlang werd er geschilderd en getimmerd en uiteindelijk prijkte in sierlijke letters een nieuwe naam op de glazen winkelruit: Karims Barbershop met daaronder in kleinere letters haarsnijder en barbier

Voor het mannelijk deel van de buurtbewoners was het even slikken. Wel wat anders dan de traditionele kapperspaal met rood-witte helix, de bekende spiraal die al sinds mensenheugenis werd gebruikt. In eerste instantie liep het niet zo hard met de klandizie. Een enkele nieuwsgierige wist de weg naar de modern ogende zaak te vinden, maar de meesten hadden al snel in andere buurten kapperszaken, aangekleed met de traditionele kapperssymbolen, gevonden. Van lieverlee veranderde zo het klantenbestand, omdat de zaak mensen aantrok uit andere buurten die wel van moderne kapsels en knipmethoden waren gediend, waarmee het pand zijn functie van buurtontmoetingsplek verloor.

Vanachter haar geraniums trok dit ingrijpende veranderingsproces aan Beppe van Lokeren voorbij. Beppe vormde hierover zo haar eigen gedachten, hoewel de onomkeerbaarheid van het verschijnsel wel tot haar doordrong. Geheel passend bij haar aard wilde zij toch een daad van toenadering stellen, waartoe zich al snel een gelegenheid voordeed. Meerdere malen per dag, als het even rustig was met de klandizie, zag Beppe hoe Karim een momentje voor zichzelf pakte en een sigaretje in de deuropening rookte, ondertussen voorbijgangers vriendelijk groetend. Met zijn modern geknipte donkere haren en keurig getrimde trendy baard maakte hij indruk op haar, een reden om nader kennis te maken.

Langzaam schuifelend achter haar rollator begaf zij zich op zekere dag in de richting van de barbershop aan de overkant, juist op een moment dat Karim van zijn sigaretje stond te genieten. 

‘Ha mevrouwtje,’ begroette Karim haar toen zij zich binnen gehoorsafstand bevond. ‘Zal ik u eens met een mooi mannenkapsel verwennen?’ onderwijl een olijke knipoog toevoegend, waarmee hij zijn begroeting compleet maakte.

Ondanks het aanzienlijke leeftijdsverschil bleek Beppe gevoelig voor deze charmante en humoristische man. Er volgde een korte uitwisseling van algemeenheden, waarna Karim besloot dat hij weer met zijn werk verder moest, wijzend op een zojuist binnentredende klant.

Karims pauzemomentjes vormden algauw een vast ijkpunt in het leven van Beppe, die dagelijks de gang naar beneden vond voor het uitwisselen van algemeenheden. Ook bij slecht weer ondernam zij de tocht naar de overbuurman die, wijzend op de weersomstandigheden, haar mee naar binnen nam voor een kopje koffie, wat op het laatst tot een vast onderdeel van hun ontmoeting uitgroeide.

Nu, inmiddels vijf jaar verder, is Karim niet meer uit Beppes leven weg te denken en ook voor Karim vormt Beppe in zijn werkdag een vertrouwd beeld, getuigend de regelmatige brede armzwaai richting haar raam met geraniums. Om nu te stellen dat de ontmoetingen zin aan Beppes leven geven gaat wat ver, wat echter hun grote waarde niet wegneemt. Zij creëren ritme en ritme is muziek, dus schenken zij Beppe blijheid.

Hoewel dat vanaf vandaag niet meer zo vanzelfsprekend blijkt. 

Meestal gebruikt Beppe de middagen voor haar gezelligheidsuitstapjes naar de overkant. Dan kan zij de ochtend aanwenden om op te starten en in huis, voor zover mogelijk, de nodige keutelwerkzaamheden te volbrengen. In de loop van de morgen heeft Beppe al menigmaal zwaaicontact met Karim, korte momenten die haar dag dan al kleuren. Zo niet vandaag. Ondanks het prachtige weer vertoont Karim zich geen moment. Sterker nog, de winkeldeur blijft de gehele ochtend gesloten, iets wat in al die vijf jaar nog nooit is gebeurd. 

Hij zal toch niet ziek zijn? denkt Beppe. Vreemd hoor, ik heb hem nog nooit ergens over horen klagen. Volgens mij is die jongen zo gezond als een vis.

‘s Middags waagt Beppe toch maar de tocht naar de overkant, ondanks de afwezigheid van enige vorm van activiteit. Eenmaal voor het winkelraam waagt zij een uitgebreide blik naar binnen, waar het alleen maar schemerdonker is en alle materialen onaangeroerd op hun plaats liggen als een niet te doorgronden raadsel. 

In de dagen die volgen wijzigt het beeld zich niet en groeit er bij Beppe een zekere vorm van ongerustheid, een onbestemd gevoel dat zich moeilijk laat definiëren. 

Op de maandagochtend van de nieuwe week komt er beweging in de status quo als twee voor Beppe onbekende mannen de winkeldeur openen en naar binnen gaan. Even later worden de winkellichten ingeschakeld en krijgt het pand algauw haar vertrouwde uitstraling, echter zonder Karim. ‘s Middags besluit Beppe poolshoogte te gaan nemen en volbrengt daartoe haar schuifeltocht naar de overkant. Een blik door het raam toont een ongebruikelijk beeld. Geen klant bevindt zich in zaak, dus ook niet in de kappersstoel. Tegen de achterwand staan allerlei dozen opgestapeld, waarachter de twee eerder waargenomen mannen druk bezig zijn met voor Beppe ondefinieerbare activiteiten. Nogal verbaasd door het onverwachte tafereel blijft ze ongegeneerd naar binnen loeren en doet zelfs nog een stap dichter naar de etalageruit. Een van de mannen voelt zich blijkbaar bespied en draait zich om, waarna hij Beppe indringend aanstaart. Die doet op haar beurt geen enkele poging om haar hoofd af te wenden, wat voor de man aanleiding is om overeind te komen en zich naar de winkeldeur te begeven.

‘Wat moet je?!’ bijt hij haar vervolgens met een stem van schuurpapier toe, nadat hij de winkeldeur met een ruk heeft geopend.

Niet goed wetend wat te antwoorden mompelt Beppe maar wat voor zich uit.

‘Nou, komt er nog wat van of blijf je daar maar wat murmelen?’

De man doet een stap over de drempel in de richting van Beppe, een handeling die nogal intimiderend overkomt.

‘Ik uh, ik zoek Karim. Ik vroeg me af of hij soms ziek is, omdat ik hem al een paar dagen niet heb gezien. Weet u, ik ken hem al zo lang en hij …’

‘Het gaat uitstekend met Karim. En nou wegwezen en laat je hier niet meer zien. Karim zal je hier ook niet meer zien,’ snauwde hij haar toe. Zonder te groeten draait de man zich om en trekt de winkeldeur met een klap dicht. Als hij ziet dat Beppe nog staat te twijfelen klopt hij driftig op het raam en maakt met zijn hand enkele wuifbewegingen om aan te geven dat zij moet verdwijnen.

Met een hoogst onaangenaam gevoel begeeft zij zich op haar weg terug. Wat een agressieve man, wat een hark van een kerel, denkt Beppe. Ze kan zich niet voorstellen dat deze hulk tot de vriendenkring van Karim behoort en heeft daarover dan ook haar duidelijke twijfels.

Enigszins tot haar geruststelling ziet Beppe de volgende dag vanachter haar geraniums met enige regelmaat klanten de zaak betreden.

Hè hè, denkt ze. Eindelijk gaan ze weer beginnen. Maar het moment van opluchting blijkt van korte duur door het toch wel opvallende verschil in klandizie. Geen enkele klant verlaat de kapperszaak met een strak geknipt kapsel of een keurig getrimde baard. Zo ze komen zo ze gaan, in veelal recordtijden van enkele minuten. In ieder geval veel te weinig tijd voor het aanmeten van een fris geknipt hoofd. Bovendien heeft een deel van het klantenbestand een hoofd als een biljartbal, niet bepaald het prototype van een kappersklant.

Beppe snapt er allemaal niets van en vindt het allemaal maar verdacht, temeer omdat menig klant ver na sluitingstijd de zaak ook nog weet te vinden.

Hier klopt helemaal niets van, denkt Beppe. Maar ik laat het er niet bij zitten hoor, ik bel de politie.

De agent aan de andere kant van de lijn staat haar vriendelijk te woord en stelt haar gerust dat het helemaal niet raar is dat zij hierover belt.

‘U bent een oplettende burger, mevrouw. Het klinkt inderdaad nogal vreemd wat u daar meent te zien. Ik zal het doorgeven aan mijn collega’s,’ verzekerde de man.

Tja, doorgeven aan mijn collega’s. Dat zal wel zoiets betekenen als ‘wij hebben wel wat beters te doen’, denkt Beppe. Maar tot haar grote verbazing stopt er de volgende middag een aantal politiebusjes voor de kapperszaak. Vliegensvlug verlaat een grote groep zwaar bewapende agenten, gekleed in kogelvrije vesten, de voertuigen en stormt naar binnen. Het lijkt allemaal wel een politieserie. Beppe kijkt haar ogen uit en vermaakt zich vanachter haar geraniums eigenlijk prima. Nog geen kwartier later wordt een groepje mannen geboeid en geblinddoekt afgevoerd in een van de busjes. Beppe meent de onaangename hulk te herkennen, de man die haar zo bruusk afpoeierde. Kort hierop worden de overige busjes gevuld met dozen en plastic vuilniszakken. Tenslotte wordt het pand vergrendeld en verzegeld en keert de rust beneden weer. 

In de inmiddels ingevallen schemer lacht het pand aan de overkant haar vriendelijk toe, alsof er nooit iets vreemds is gebeurd. Bijna voelt het voor Beppe alsof ze het hele tafereel in haar fantasie heeft waargenomen, alsof ze naar een film op tv heeft gekeken. Door haar gedachten op een idee gebracht schuifelt ze naar de tv en schakelt die in, juist op tijd om het journaal te zien. Nauwelijks terug in haar relaxfauteuil achter de geraniums ziet ze tot haar stomme verbazing beelden van haar eigen straat, waar een overmacht aan agenten de kapperszaak aan de overkant binnenvalt.

Dagenlang reeds werd er in Den Haag een reeks aan observaties uitgevoerd in een groot onderzoek naar drugshandel, waarbij het opviel dat opmerkelijk veel kale mannen korte bezoekjes aan de geobserveerde kapsalon brachten, verklaarde de voiceover.

Beppe weet niet wat ze hoort. Blijkbaar heeft zij een cruciale bijdrage aan de dagenlange observaties door de politie geleverd, houdt zij zichzelf voor. Als een soort Miss Marple.

Achter de geraniums zitten loont, bedenkt zij met een tevreden blik op het kapperspand aan de overkant, dat erbij ligt alsof Karim de volgende morgen gewoon weer zijn zaak komt openen.