Snippers

Snippers zijn korte verhalen die regelmatig worden gepubliceerd. De naam Snippers verwijst naar het versnipperde karakter van de onderwerpen, zomaar uit het leven gegrepen.

Bericht uit het hiernamaals

De negentigjarige Max Brevet uit het Zuid-Franse Montpellier beschikt sinds kort over een kleurrijk verhaal om te delen met wie het maar horen wil.

Max behoort tot de categorie mensen die zijn hele leven in dezelfde plaats woonde, waar hij altijd hetzelfde beroep uitoefende, slechts één echtgenote versleet waarvan hij ook nog eens zielsveel hield, nooit op vakantie ging vanuit de overtuiging dat zijn eigen woonplaats al mooi genoeg was, kortom een in de ogen van anderen saai leven leed terwijl hij zelf nooit anders zou hebben gewenst.

Na het overlijden van zijn vrouw Laurence, de echtgenote waarmee hij 65 jaar lang een hecht huwelijkskoppel vormde, resten de vier grauwe muren van zijn appartementje ‘s morgens bij het ontwaken nog slechts als zijn enige gesprekspartners. Na haar lange ziekbed, waarbij Max zijn vrouw op het laatst tweemaal per dag in het ziekenhuis opzocht, overvalt de dood hem allerminst, geheel tegenstrijdig met wat men in zo’n situatie zou verwachten. Een gevoel van vertrouwde berusting maakt al vele jaren deel uit van zijn leven, een levenshouding die Max nooit bewust koos, maar zich gaandeweg een vaste plaats in zijn leven veroverde, een vanzelfsprekende aanwezigheid als van een goede bekende, als van een dierbare vriend die hem aanmoedigt het leven te nemen zoals het zich aanbiedt. En daartoe hoort ook het overlijden van Laurence.

Het leven nemen zoals het komt. Geen instelling die een grauwsluier over zijn levensdagen drapeert, integendeel. Een gereedschap waarmee hij zijn dagen naar eigen inzicht kan kleuren en tegenslagen en rampspoed op een natuurlijke wijze weet in te voegen, zoals bijvoorbeeld bij het overlijden van hun enige dochtertje. Een bron van pijnlijk verdriet en een knagend gevoel van hevig gemis. Maar anderzijds de creatie van een onmetelijke hoeveelheid cement in hun leven, een bindmiddel als een stevige ondersteuning van hun liefdesband, waardoor dodelijke bitterheid geen kans kreeg en het leven kon worden verder geleefd zoals bij het omslaan van een pagina in een indrukwekkend boek, waarvan de afloop zich als een mystieke geschiedenis onvoorspelbaar verschuilt tussen de wazige beelden van haar toekomst. 

Na de dood van Laurence ontwikkelde Max een nieuw ritme in zijn leven en wandelt hij nu iedere ochtend na zijn schamel ontbijt naar het Stadscafé de la Marie enkele straten verderop, waar hij samen met uitbater Jean enkele koppen koffie nuttigt, onder het uitwisselen van de laatste nieuwtjes.

Als vanzelfsprekend schuifelt hij daarna in de richting van zijn oude vriend Louis, die hij nog kent van zijn visuitjes van weleer. ‘s Morgens voor dag en dauw vertrokken zij dan om met een hele groep lotgenoten een dag lang te gaan vissen op de Middellandse Zee, een sportieve herinnering die inmiddels tot een ver verleden behoort. Toch delen beiden nog steeds de liefde voor de hengelsport, want zodra Louis zijn hoogbejaarde maat ziet naderen, pakt deze de twee in de gang gereedstaande hengels en begeven zij zich naar de smalle vaart even verderop om hun hengels met geroutineerde bewegingen het wateroppervlak te laten beroeren. Een enkele keer smaken zij het genoegen een onfortuinlijke vis uit het water te trekken om die vervolgens, na het uitwisselen van het nodige visserslatijn, terug te werpen in zijn natte habitat.

Bij terugkeer vordert de middag al in ruime mate, een waarneming die steevast bij Jean thuis met enkele glazen goed te drinken huiswijn wordt gevierd.

Tegen vijven besluit Max eindelijk om de korte terugweg naar huis aan te vangen, waar hij even later een in theedoeken gewikkeld warm pannetje eten op de stoep aantreft. Als een vast ritueel, benieuwd naar de welriekende inhoud, pakt Max het bundeltje op tafel uit om daarna verwachtingsvol het deksel te lichten, waardoor zijn aanzienlijke neus de inspectie kan voltooien. Met een voldaan gevoel pakt hij een bord en bestek en zet zich dan met een brede glimlach aan tafel om te genieten van buurvrouw Julia’s dagelijkse blijk van liefdevolle nabuurschap.

Al met al verglijden zo de dagen op een ogenschijnlijk kleurloze manier, maar voor Max voelen zij als een comfortabele villa, een huis waarnaar je na een dag afwezigheid al terug verlangt.

Als een motor met een flink aantal korrels zand begint het voor Max zo aangename levensritme plotseling te haperen. Een toenemende pijn in de maagstreek, die zich na een aantal dagen als een krampenorgie manifesteert, verhindert zijn dagelijkse gang van zaken en maakt het onmogelijk om zijn pannetje eten te verorberen, tot grote bezorgdheid van buurvrouw Julia die dan ook direct de huisarts inschakelt. Met spoed wordt Max in het ziekenhuis opgenomen en diezelfde dag nog geopereerd, waarna spannende weken volgen. Het leven van Max hangt aan een zijden draadje. Maar Max blijkt een taaie en knapt na enkele weken zienderogen op, om kort daarna als herboren thuis te komen, waar buurvrouw Julia met nieuw elan haar verzorgende taak van beschermengel oppakt. Ook Max herpakt zijn vertrouwde oude ritme en is weer dagelijks bij Stadscafé de la Marie te vinden en ook met Louis werpt hij weer menig hengeltje uit.

Totdat er op een dag op de mat bij Max’ voordeur wel een heel opmerkelijk bericht uit het hiernamaals ligt. Een envelop met daarop het vertrouwde logo van het kortgeleden door hem verlaten ziekenhuis bevat een bericht met de aankondiging van zijn overlijdensdatum. De financiële afdeling van het ziekenhuis schrijft dat hij daar op 27 december was overleden en dat er voorwerpen zijn bewaard die toebehoren aan de overledene, met de vraag of hij zijn bezittingen wil komen ophalen.

Even nog denkt Max dat het hier om een verlate 1 aprilgrap gaat. Zo snel als zijn stramme benen het toelaten haast hij zich naar buurvrouw Julia die, afgaand op zijn verhitte gezicht, ogenblikkelijk naar de telefoon grijpt om de hulpdienst te bellen.

‘Nee, nee, Julia, niet doen,’ gebiedt Max zijn buurvrouw. ‘Ik wil je alleen een aankondiging uit het hiernamaals tonen. Moet je kijken. Ik heb een persoonlijke brief ontvangen waarin mijn eigen overlijden wordt aangekondigd. Zou het ooit in je hoofd opkomen om een brief aan een dode te sturen? Eigenlijk kan ik er wel om lachen,’ voegde hij er met een schorre schaterlach aan toe. ‘Voor een lijk doe ik het best goed, vind je niet Julia?’ Waarna beiden in een onbedaarlijke lachbui uitbarsten.

Geheel volgens zijn filosofie van vertrouwde berusting, van het leven te nemen zoals het komt, besluit Max om geen formele klacht bij het ziekenhuis in te dienen.

‘De advocaten hebben al werk zat, dit heeft mij geen kwaad gedaan,’ oordeelt hij olijk schertsend.

Wel stuurt hij een brief naar het ziekenhuis om hen op hun domme fout te wijzen. Tot op heden heeft hij hierop geen antwoord ontvangen.

Het busritje

Twee handen op één buik betekent dat degenen om wie het gaat het altijd met elkaar eens zijn, heel goed met elkaar kunnen opschieten en elkaar altijd steunen. De uitdrukking verwijst naar de twee handen van eenzelfde persoon die altijd met elkaar in harmonie verkeren. 

Daar waar het de relatie met haar oma betrof, maakte Carlette uit Haarlem vanaf haar eerste bewuste levensmomenten ontegenzeggelijk aanspraak op dit gezegde. Iedere dag reisde zij samen met haar moeder per bus richting Zandvoort, waar oma op een steenworp afstand van het Noordzeestrand een rustiek witgepleisterd huisje bewoonde. Met een gerust hart vertrouwde Janny, haar moeder die in Zandvoort in de zorginstelling Huis in de Duinen werkte, kleindochter Carlette aan de liefdevolle zorg van oma toe, die deze taak met grote passie en toewijding invulde. En nadat Carlette de schoolgaande leeftijd bereikte viel als vanzelfsprekend de keuze op een basisschool in Zandvoort, een logische optie in verband met de zorggarantie van oma. 

Deze beschikte over een keur aan eigenschappen waarop een collega kleinkind meer dan jaloers zou zijn, waardoor Carlette het kleine witte huisje in de buurt van het strand als haar tweede thuis ervoer. Of het nu ravotten op het strand of een regelrechte roddelpartij over jongens uit de klas betrof, ondanks haar 86 jaren draaide oma haar hand er niet voor om, alsof zij zelf nog die jeugdige leeftijd bezat.

Deze situatie hield stand tot het moment waarop Carlette zich vol overgave in haar puberteit stortte, de periode waarin haar Zandvoortse basisschool voor het Haarlemse voortgezet onderwijs werd ingeruild. Moeder Janny vond ondertussen een baan in Haarlem om zo de zorg en opvang van haar dochter veilig te stellen. Natuurlijk miste Carlette het dagelijkse contact met haar oma. Aan de andere kant leverde het voortgezet onderwijs de nodige uitdagingen, die veel van haar aandacht opslokten. 

Bovendien had Janny met haar dochters volledige instemming voor een nieuwe huisgenoot gezorgd, een buitengewoon lieve hond van het merk vuilnisbak dat luisterde naar de naam Toon. Naar algauw bleek een uitermate vrolijk en aanhankelijk beestje en voor Carlette een belangrijk doel om zich na schooltijd zo snel mogelijk naar huis te spoeden, meestal in gezelschap van een paar vriendinnen die zich maar al te graag over het zwarte kwispelbeestje ontfermden. 

Tijdens het uitlaten bleek een hondenriem een overbodig bindmiddel, daar Toon niet van de zijde van Carlette week. Met het hoofd schuin omhoog las hij permanent de lichaamstaal van zijn baasje, vaak een tennisballetje weggooiend, dat vol dartelplezier in een oogwenk werd teruggebracht. Natuurlijk was het hem ook om de beloning in de vorm van een hondenkoekje te doen. Al gauw groeiden Carlette en haar viervoeter tot een twee-eenheid uit: waar de een liep bevond ook de ander zich.

Overdag, als Carlette naar school was, vlijde Toon zich behaaglijk op de langharige voordeurmat in afwachting van de terugkeer van zijn baasje, een plek die hij nauwelijks verliet. 

Tijdens haar veelvuldige busritten met lijn 81 naar Zandvoort met als doel een bezoek aan het witgepleisterde huisje van oma waar zij zoveel gezellige momenten had gekend, week Toon geen moment van haar zijde. Vanaf de eerste ontmoeting tussen oma en Toon voelde laatstgenoemde met een uitzonderlijke fijngevoeligheid de bijzondere relatie tussen Carlette en haar oma aan, waarmee de trouwe viervoeter als een vanzelfsprekendheid de hoogbejaarde vrouw een ruime plek in zijn hondenhart gunde. Bovendien groeide het Zandvoortse strand al snel tot een geweldige speelplek uit, waar oma zich vol overtuiging niet onbetuigd liet, uiteraard binnen de grenzen van haar bejaarde vermogen.

Carlette zat met haar zestien jaren inmiddels in de vierde klas van het voortgezet onderwijs, het schooljaar waarin zij voor een uitwisselingsproject met een Franse school enkele dagen naar Parijs ging. Hoe vertelde je in hondentaal wat er gaande was? Vertrouwend op haar moeder als plaatsvervanger vertrok Carlette al vroeg op een dinsdagmorgen naar school, uitgezwaaid door haar twee huisgenoten. Bij Toon betekende dat uitgebreid kwispelen met zijn minimale staart. Een koddig gezicht daar hij het gebrek aan een flinke staart compenseerde met een hevig schudden van het achterlijf, zo de suggestie wekkend over een volwaardige kwispelaar te beschikken. Buiten het feit dat Carlette nogal vroeg het huis verliet, vermoedde Toon geen enkele afwijking van de dagelijkse gang van zaken. Zodra de voordeur zich sloot, vlijde hij zich op zijn vertrouwde plekje bij de voordeur neer, in afwachting van de terugkeer van zijn baasje. 

Op het einde van de middag daalde er dan ook een zenuwachtige onrust over het huisdier bij het uitblijven van Carlettes terugkeer. Hoeveel liefdevolle aandacht Janny hem ook probeerde te schenken, Toon week niet van de vertrouwde deurmat in de verwachting dat zijn baasje ieder moment in de deuropening zou verschijnen. 

Het geluid van de deurbel deed hem dan ook verwachtingsvol opschrikken. Met het hondenhoofd schuin omhoog schoof hij iets naar achteren om Janny de gelegenheid te bieden de deur te openen. Geheel tegen zijn verwachting in verscheen een druk gebarende buurvrouw, die met een nogal nerveus verhaal om Janny’s assistentie vroeg. Met de inschatting snel terug te keren liet Janny de deur op een kier staan, voor Toon een niet te negeren uitnodiging om zijn baasje te gaan zoeken. 

Carlettes verblijfplaats vermoedend stapte Toon kordaat de deur uit op weg naar het NS-station, op enkele minuten loopafstand. Precies op tijd arriveerde hij bij de juiste bushalte, waar hij zich als vanzelfsprekend toegang tot lijn 81 richting Zandvoort verschafte, om zich als vanouds onder een van de banken neer te vlijen.

Al snel kregen enkele oplettende passagiers in de gaten dat Toon zich geheel zonder begeleiding op reis had begeven. Per telefoon schakelden zij de dierenambulance van Zandvoort in, die een kleine 25 minuten later inderdaad bij de eindhalte stond te wachten. Echter op het moment dat de deuren zich openden schoot Toon als door een springveer weggeschoten in de richting van het Noordzeestrand. Snel klommen de ambulancemedewerkers in hun gereedstaande auto en zagen even later hoe de onverschrokken hond, aangekomen bij een schattig witgepleisterd huisje, bij de voordeur ging zitten om het vervolgens op een luid blaffen te zetten. Na enige tellen werd de voordeur door een hoogbejaarde vrouw geopend, die de luidblaffende viervoeter direct herkende. Snel glipte Toon door de deur naar binnen op zoek naar Carlette. Oma begreep direct hoe de vork in de steel zat en stelde het ongeruste diertje op zijn gemak, waarna zij Janny per telefoon informeerde dat Toon zich in goede gezondheid bij haar bevond. 

Met zijn hondentrouw bereikte Toon de voorpagina van de plaatselijke krant, mede door de onuitwisbare indruk die hij op het ambulancepersoneel had gemaakt. ‘Toon, de trouwe Haarlemse viervoeter’ kopte de krant boven een sappig verslag van zijn dappere daad. 

Bij terugkomst van haar schoolexcursie werd Carlette tijdens het uitlaten van Toon menig keer door plaatsgenoten aangeklampt met het verzoek om een sappig verslag van Tommy’s heldendaad.

Voortschrijdend verval

Doelloos dwalend door willekeurige straten in mijn woonplaats passeerde ik een dezer dagen een keurige rijtjeswoning met een nogal opmerkelijk opschrift. Eigenlijk betrof het een kobaltblauw straatnaambordje. Op zich geen bijzonderheid, ware het niet dat de woning zich gewoon midden in de straat bevond en niet op een hoek. Kennelijk bemachtigden de bewoners dit exemplaar als curiositeit, als zeldzame bijzonderheid met een vermoedelijk persoonlijke betekenis, gezien de prominente plaats aan de woninggevel. 

Verder wandelend plantte dat simpele witte opschrift op die donkere achtergrond zich onuitwisbaar in mijn gedachten, gelijk de werking van een muzikale oorwurm, en verleidde mij eenmaal thuisgekomen tot een zoektocht op Google Maps, waar ik wonderlijk genoeg geen enkele straatverwijzing aantrof, niet in Nederland en niet in België. Wel ontdekte ik het bestaan van een indrukwekkend aantal, op zijn zachtst gezegd, opmerkelijke straatnamen. De internetspeurtocht leerde mij verder dat een aantal namen zich met een vermoedelijke verklaring lieten afschepen, terwijl bij het overgrote deel de oorsprong slechts gissen bleef.

Een aanzienlijke categorie bestond uit op het eerste oog nogal seksueel getinte verwijzingen. Wat te denken van het Fuckspad in Arnhem en de Slettenhaarsweide in Nijverdal. Ook Den Haag en Eindhoven bleven niet achter met hun respectievelijke Wipperspark en Drie Groene Eikels. Amsterdam sloot daar met haar Zakslootje gewillig bij aan, terwijl de Groningse Pijpstraat dit alles leek te willen overtreffen. Onverwachts schoof Enkhuizen haar Hoerejacht naar voren, kort daarop gevolgd door de Burgemeester Geillstraat in Terneuzen. Maar als absoluut overtreffende trap toornden de twee Belgische woonplaatsen Nazareth met de Lulstraat, en Kampenhout met de Geilroedeweg, hier bovenuit, waarbij de plaatsnaam Nazareth als kopie van haar Israëlische evenknie op zich al opvallend was. 

Het wonen in straten met dit soort benamingen, zo stelde ik me voor, moest toch op zijn minst als traumatiserend worden ervaren. Als jongeling bijvoorbeeld leek het mij onmogelijk om een date met succes te voltooien, met het afrondende uitwisselmoment als dreigend zwaard van Damocles. ‘Waar woon je, zeg je? Aan de Lulstraat? Hoor ik dat goed? Lulstraat? O, ben je er zo eentje! Nou, laat verder maar, ik heb genoeg van jongens zoals jij.’

Bij dit soort seksistisch getinte bedreigingen vielen de overige opmerkelijke straatbenamingen in het niet. Toegegeven, een woning aan de Poepershoek in Sint Jansklooster of Achter den Engelschen Pispot in Den Bosch klinkt ook niet erg uitnodigend, maar toch te prefereren boven de traumatische ervaringen voortvloeiend uit het zojuist geschetste seksuele kader. Toch beschikten die oude namenbedenkers ook wel over een zekere mate van humor. Zo voelde de Gaweg in Zuidhorn als een spitsvondige aanmaning om de straat te verlaten, was de Onbekendegracht in Amsterdam waarschijnlijk de woonplaats van anonimiteit minnende personen, vormde de Korte Langestraat in Leiden ongetwijfeld het domein van chronische twijfelaars en leek de Weg naar het Stomme Kruis in Kapelle de ideale woonplaats voor oprechte religiehaters. Maar de ultieme humoristische klapper deelden ze in Rotterdam uit. Want hoe zou het voelen om als onbetwiste Feyenoord-supporter, als rasechte Kakkerlakker, behorend tot de Club van het Volk, de Trots van Zuid, in de Ajaxstraat te wonen? Jazeker, de Ajaxstraat in Rotterdam, een straat die ongetwijfeld wordt bewoond door zichzelf kastijdende Feyenoord-aanhangers, zichzelf geselende clubliefhebbers, Rotterdammers die normaal gesproken het woord Ajax niet zonder braakneigingen uit hun strot konden krijgen.

De bedenkers van al deze wonderlijke straatnamen hadden daar ongetwijfeld zo hun redenen voor, evenals bij het opmerkelijke kobaltblauwe bordje. Waarom zouden bewoners zich geroepen voelen om een bordje met het opschrift Laan van Voortschrijdend Verval een prominente plek aan de gevel van hun woning te geven? Een sarcastisch signaal naar de overige bewoners in de straat als aansporing om hun huizen op te knappen? In navolging van de Feyenoord-supporters een zelf kastijdend gebaar, verwijzend naar het afbraakproces waarin de lichamen van de bewoners zich bevonden? Wellicht een vorm van doemdenken, getuigend van een zwart wereldbeeld? Wie zal het zeggen. 

In ieder geval lukte het om een passant flink aan het denken te zetten. Mogelijk was dat slechts de bedoeling.

De Snuffelaar

Voorwerpen verzamelen zit in de genen van de mens. 

Dat blijkt al uit de sluwe manier waarop de commercie op deze schijnbare basisbehoefte inspeelt door bij de aanschaf van een tas vol boodschappen een hoeveelheid zegeltjes of spaarpunten te verstrekken, waarmee de argeloze klant tot het verzamelen van vaak nutteloze bezittingen wordt aangezet. Vensterbanken vol nostalgische miniatuurwoningen of boekenplanken, afgeladen met flitsende raceautootjes, vullen zo binnen enkele weken menig Nederlandse huiskamer, om over de plakboeken vol voetbalplaatjes nog maar te zwijgen, waarmee verzamelaars niet beseffen aldus aan de verwezenlijking van een geslepen reclamecampagne mee te werken. 

Ook zonder commerciële doeleinden sparen mensen als hobby soms de meest onverwachte objecten. Een korte zoekactie op internet levert een meer dan verrassend resultaat: 

een verzameling puntenslijpers geërfd van opa; een collectie van meer dan honderd exemplaren Shrek-films op videobanden; muren vol Pringlesbussen; alle stickers van appels die door iemand tijdens de coronalockdown werden gegeten, inclusief een sterrenwaardering; een piramide gebouwd van 1785 bowlingballen, in vijftien jaar tijd verzameld.

Zelfs beroemdheden blijken zich aan deze vaak opzienbarende verzamelwoede te buiten te gaan. Zo blijkt Johnny Depp een fanatieke Barbie-verzamelaar en bezit Tom Hanks meer dan 250 typemachines. Als kind blijkt de beroemde Demi Moore al met het verzamelen van vintage poppen te zijn begonnen, een collectie die ondertussen de 3000 exemplaren overschrijdt. En als laatste in deze opsomming beschikt Claudia Schiffer over een wonderbaarlijke fascinatie voor insecten en blijkt haar gehele huis met deze ‘creepy crawlers’ te hebben aangekleed.

Bij deze verrassende collecties vallen de aloude postzegelverzamelaars of spaarders van sigarenbandjes, uit de tijd van mijn eigen jeugd, in het niet.

In de oertijd stond het verzamelen door de jager-verzamelaar in het teken van overleven. Niets verzamelen of vangen betekende geen voedsel en dus honger. Door op pad te gaan voor het verzamelen van eetbare wilde planten en het jagen op dieren zorgde hij voor voldoende voedsel voor de familiegroep. Dit eten vergaren vormde zo een noodzakelijk onderdeel van het soms harde bestaan, van een geheel andere orde dus dan het verzamelen om het verzamelen zelf.

Wat drijft mensen tot het aanleggen van een uitzonderlijke collectie, een verzameling waarbij menig mens op zijn minst de wenkbrauwen fronst, zo niet een duidelijk gevoel van afkeuring laat blijken? Wellicht moet de betreffende verzamelaar het antwoord op die vraag zelf schuldig blijven. In ieder geval werd ik dezer dagen met het bericht van een wel zeer ongebruikelijke collectioneur geconfronteerd.

Als jongen bracht Bart Vredekens vele uren in de fietswerkplaats van zijn vader door. Vanaf het moment dat hij zijn eerste stapjes op de wereld zette, hielp hij op zijn manier mee bij de reparatie van de binnengebrachte rijwielen. Al gauw keek hij bij zijn vader de fijne kneepjes van het vak af en ontwikkelde zich op reeds jonge leeftijd tot een volwaardige fietsenhersteller, een reparateur met hart voor het ambacht. Als smaakvolle eter reageerde zijn lichaamslengte al snel op het tot zich genomen voedsel en bereikte Bart op tienjarige leeftijd reeds de hoogte van een flinke puber, een riant uitzichtpunt dat zijn gelaat ver boven de te repareren tweewielers liet uitsteken. In het nazien bleek deze ontwikkeling van significante betekenis voor zijn latere verzamelwoede. Want samen met zijn aangezicht verhief ook zijn reukorgaan zich tot bovengemiddelde hoogte als voorwaarde voor de ontwikkeling van zijn nogal afwijkende interesse.

Noodgedwongen en geconcentreerd sleutelend hing Bart met zijn gezicht, eigenlijk vooral met zijn neus, boven de zadels van de aan hem toevertrouwde vervoermiddelen. Vanuit de bereden leren zitplaatsen werd hem een indrukwekkende variatie aan geuren toebedeeld als een woordeloos verhaal over de vaak onbekende eigenaren. Daarbij vormden zurige geuren met overmacht een dominerende meerderheid, maar ook een heel scala aan zoetige, onwelriekende en kruidige geurmoleculen beroerde meer dan eens de geurreceptoren bovenin Barts neus. Deze ongevraagde oefeningen in geurherkenning leerden hem gaandeweg ook veel overeenkomsten herkennen, waardoor zich uiteindelijk een tweedeling afbakende: mannen- en vrouwenluchtjes.

Met het toenemen der jaren groeide bij Bart de noodzaak om zich op zijn toekomst te oriënteren: wat wilde hij met zijn verdere leven?  Hoe graag hij zijn vader ook hielp, een leven dat zich voornamelijk in de reparatiewerkplaats zou afspelen, oefende een steeds geringere aantrekkingskracht op hem uit en stond hem uiteindelijk zelfs tegen. Na vele jaren verscheidene opleidingen te hebben gevolgd belandde hij uiteindelijk bij een groot ict-bedrijf om daar een veelbelovende carrière op te bouwen. Met duizelingwekkende snelheid beklom hij de carrièreladder, een ontwikkeling waarmee hij bewondering afdwong, maar die ook een keerzijde kende. In beangstigend toenemende mate ervoer Bart een schreeuwende prestatiedruk die zijn geluksbeleving in de weg begon te staan. De voor anderen eeuwig positieve, behulpzame en enthousiaste persoonlijkheid verschrompelde diep van binnen tot een depressief ego, onvermogend om nog van zichzelf te kunnen houden. 

In een wanhopige poging dit proces te stoppen zocht Bart naar houvast, naar zekerheden waarbij hij zich veilig en geborgen voelde, een zoektocht waarin hij verrassend slaagde.

Gedurende enkele maanden werd de stadspolitie met de toename van wel zeer uitzonderlijke meldingen van vermissing geconfronteerd. Steeds meer mensen rapporteerden de ontvreemding van hun fietszadel, soms meerdere keren in korte tijd. Deze vorm van overlast veroorzaakte zoveel onrust dat zelfs enkele kranten het nodig vonden om er een sappig artikel aan te wijden, voor de politie een reden om de bewakingscamera’s eens goed te controleren. Al gauw ontdekten de ijverige wetshandhavers dat slechts één persoon hiervoor verantwoordelijk was. Na kort speurwerk leverde dit een identiteit op, waarna twee agenten zich binnen afzienbare tijd op de stoep bij Barts huisdeur meldden en aanbelden. Eenmaal binnen verbaasden de ambtenaren zich over de wonderbaarlijke aankleding van Barts huis. Overal hingen op ooghoogte fietszadels op precies gelijke afstand van elkaar. Een lint van voorwerpen dat een bezoeker als bizarre leidraad door de woning leidde. Nadat de agenten van hun wonderbaarlijke waarneming waren bekomen, vroegen ze Bart naar de achtergrond van deze niet alledaagse decoratie. In eerste instantie beschroomd, besloot Bart toch maar tot een uitleg, waarbij hij de neerwaartse spiraal van zijn gemoedstoestand, evenals de oorzaken hiervan, met hen deelde. 

‘Deze fietszadels brengen me terug naar mijn jeugd, een tijd waarin ik me erg behaaglijk voelde. Door aan die voorwerpen te ruiken en te snuffelen keer ik terug naar mijn kindertijd en waan ik mezelf voor korte tijd gelukkig,’ legde Bart uit.

Een verklaring die bij de agenten op weinig begrip kon rekenen. Bart werd gesommeerd om de fietszadels uit zijn huis te verwijderen en naar het politiebureau te brengen. Na verloop van tijd ontvingen alle personen die aangifte hadden gedaan een bericht, met daarin de uitnodiging om hun fietszadel te komen uitzoeken. Een mogelijkheid waarvan slechts een enkeling gebruik maakte.

Om alsnog in zijn snuffelbehoefte te kunnen voorzien deed Bart een beroep op zijn vader, die in zijn werkplaats nog over enkele oude exemplaren beschikte.

AudioSnipper

Dit keer geen Snipper om te lezen, maar om naar te luisteren.
Via een natuurlijk gedicht word je meegenomen naar het gevoel Forever Young te zijn.

Creatief winkelen

Tot mijn grote verbazing bestaan er mensen die voor hun plezier gaan winkelen. Niet zozeer om gericht een product aan te schaffen, nee gewoon winkel in winkel uit, puur voor de lol. Daar waar de een graag een pretpark bezoekt, gaat de ander voor zijn plezier naar de stad voor een winkelstrooptocht zonder vooropgezet doel om iets aan te schaffen, puur voor de beleving, soms hele gezinnen. Funshopping heet dat. Om dit gedrag in de hand te werken worden winkels vaak met een specifieke looproute ingericht of van een horecagelegenheid voorzien. Geraffineerd spelen winkeliers op de verzameldrift en hebberigheid van hun klanten in, waardoor menigeen een winkel verlaat met tassen vol onverwachte en wellicht prijzige aankopen.

Om ook met een kleine portemonnee die hebberige funbeleving te kunnen stillen vraagt om een creatieve aanpak, een oplossing waarmee de inmiddels vijftigjarige Dion Brinks een spijtige ervaring opdeed.

Dwalend door een van de buitenwijken van onze hoofdstad passeerde hij de glanzend glitterende showroom van een BMW-dealer, gevuld met onbereikbare blinkende droombeelden. Met zijn neus dicht op het winkelraam en een hand boven de ogen ter bescherming tegen het hinderend invallende zonlicht, ontdekte Dion een flitsend witte M3 Competition, afgewerkt met rood-wit-blauwe striping die de sportauto een meer dan snel uiterlijk verschafte. 

Zolang iemand wensen heeft leeft hij nog, wordt er weleens gezegd. Voor Dion vormde deze bijzondere BMW zo’n wens. Wellicht een onbereikbare, maar in ieder geval een die zijn dromen keer op keer voedde. Met uitingen als ‘stel je eens voor dat ik het miljoen zou winnen’ rolde zo’n gevierde sportwagen dan ontegenzeggelijk zijn fantasie binnen en zag hij zich, getooid met Ray-Ban zonnebril en de linker elleboog nonchalant uit het raam gestoken, als een playboy over de een of andere boulevard rijden, waarbij menig verlangend vrouwenoog zijn bolide volgde. 

Gebiologeerd door die stilzwijgend lokkende sportauto achter het winkelglas stapte Dion een ogenblik later de showroom binnen en nam plaats achter het stuur van het zo begeerde vervoermiddel. Zonder daarover een besluit te hebben genomen maar veeleer als gevolg van een kwaadaardige influistering, verzocht Dion de beleefd informerende verkoper om een proefrit, een vraag die, na het voldoen van een aantal plichtplegingen, al snel werd ingewilligd. En zo reed hij enige tijd later inderdaad met zijn linkerarm uit het raam, weliswaar zonder Ray-Ban, door de straten van Amsterdam terwijl een boosaardig plan zich van zijn brein meester maakte.

Hiertoe parkeerde hij zijn snelle bolide bij het eerste het beste winkelcentrum om wat inkopen te doen, waarna hij zich op weg begaf in de richting van Amstelveen, waar hij nog een klein bankfiliaal wist. In alle rust parkeerde hij zijn auto voor de deur, trok een bivakmuts over zijn hoofd en rende naar binnen, ondertussen zwaaiend met een wel heel echt ogend speelgoedpistool. 

Even later reed hij met gierende banden de straat uit met op de bijrijdersstoel een rijkelijk gevulde tas met bankbiljetten, waaruit hij, eenmaal bij de dealer teruggekeerd, enkele stapels tevoorschijn toverde als voorschot op de zo begeerde BMW. Gewend aan de flinke hoeveelheden cash die klanten soms aanboden, keek de verkoper van Dions aanbod niet verbaasd op. Wel veroorzaakte zijn rinkelende telefoon enige vertraging in de deal. Met een gebaar van ‘één momentje, deze moet ik even aannemen’, liep de verkoper naar zijn kantoor en beantwoordde ondertussen het binnenkomende gesprek. Dat zich aan de andere kant van de telefoonlijn een rechercheur van de direct gealarmeerde Amsterdamse politie bevond, kon Dion niet vermoeden. Het leggen van de relatie tussen het door een oplettende voorbijganger doorgegeven kenteken en de eigenaar daarvan, vereiste weinig speurwerk. Kort na het beëindigen van het telefoongesprek betraden twee agenten met getrokken pistool de showroom en dwongen Dion de handen in de lucht te steken, waarop hij razendsnel in de boeien werd geslagen als bewijs van het onbereikbare van zijn droombeeld.

Nadat Dion enkele maanden later door de rechter tot negen jaar gevangenisstraf werd veroordeeld, vroeg deze hem om een laatste toelichting.

“Kent u het begrip funshoppen?,” vroeg Dion.

Na het bevestigende antwoord van de wetsdienaar probeerde Dion hem de creativiteit van zijn eigen versie uit te leggen, een lezing die bij de rechter weinig begrip vond.