Snippers

zijn korte verhalen die maandelijks verschijnen.

De titel ‘Snippers’ geeft aan dat het om versnipperde onderwerpen gaat, kwesties die zomaar uit het leven worden gegrepen en met een heijmanssaus worden opgediend.
Wil je de Snippers gratis in je mailbox lezen, stuur dan even een berichtje naar info@heijmansartstudio.nl

De jongensdroom

Wie herinnert zich zijn kinderdromen over de toekomst niet, over wie en wat je worden wil? Als het om jongens gaat komen veelvuldig beroepen als politieagent of treinconducteur voorbij. Wellicht vanuit een natuurlijke behoefte om de baas over anderen te spelen, vanuit een soort aangeboren geldingsdrang. De vraag wat wil jij later worden, zal nooit worden beantwoord met: ik wil me dienstbaar maken voor de mensheid en daarom trekt het beroep van ontwikkelingswerker mij zo aan. Vanzelfsprekend wordt de kinderlijke keuze van agent of treinconducteur door een volwassene als logischer ervaren dan het zojuist genoemde alternatief. Klaarblijkelijk behoort de aantrekkingskracht van het door uniformen gesymboliseerde machtsvertoon tot de kinderlijke criteria. Deze laten zich ook gelden bij zoiets als schooltje spelen, waarbij het kind dat de rol van leerkracht vervult zich ogenblikkelijk verliest in het zoeken naar aanleidingen om strafwerk te kunnen uitdelen. Ach dat rollenspel, hoe aandoenlijk toch hoor je volwassenen denken. Maar juist dat rollenspel zegt iets over de volwassen wereld zelf.
Andersom kunnen meerderjarigen blijven steken in kinderlijke verlangens. Zou daarom een instelling als het Spoorwegmuseum bij volwassen mannen zoveel herinneringen aan platgedrukte kinderneuzen tegen etalageruiten van winkels voor modeltreintjes oproepen, waarbij het bezit van een modelspoorbaan destijds als criterium voor de vriendenkeuze werd gehanteerd?
Hoe het ook zij, de vijfentwintigjarige Pjotr uit het Poolse Katowice koesterde in zijn kinderjaren zo’n jongensdroom. Voor een bezoek aan zijn opa en oma verderop in de stad maakte hij, meestal onder begeleiding van zijn ouders, gebruik van tramlijn veertien. Een genotvolle rit van krap een kwartier, waarbij Pjotr als het even kon schuin achter de trambestuurder plaatsnam om zich te verzekeren van ruim uitzicht op de verrichtingen van de geüniformeerde man. Vol verbazing volgde hij de magische handelingen van de persoon in het met glimmende knopen getooide donkerblauwe uniform. In een voor hem onbegrijpelijke volgorde beroerde de werknemer van de Tramwaje Slaskie, zoals de naam van de vervoersmaatschappij luidde, de handels en knoppen op het glanzende dashboard. Een in Pjoters ogen soeverein machtsvertoon van de alleenheerser over dat felrode voertuig op de rails in de drukke stedelijke straten. Met het toenemen der jaren verwierf Pjotr door puur deduceren een groeiend inzicht in de logica der handelingen, waardoor hij zich uiteindelijk een volwaardig trambestuurder voelde, iemand die in staat was om zo’n rode railreus te bedienen, voer voor het verlangen later zelf het beroep van trambestuurder te kunnen uitoefenen. Dat verlangen bleef altijd bestaan, van de realisatie kwam echter weinig terecht.
Toch meende hij één keer in zijn leven die ultieme trambestuurdersbeleving te kunnen benaderen, alhoewel de daarop volgende kater de ervaren euforie behoorlijk temperde.
Na een avondje stappen ergens in de maand mei liep Pjotr enigszins beneveld door de stad in de richting van het station om daar de bus naar huis te nemen. Een paar straten voor het bereiken van zijn einddoel passeerde hij aan de overkant van de weg de in een diep duister gehulde tramremise van de Tramwaje Slaskie. De aanblik van het voor hem zo bekende bedrijfslogo op het donkere pand recht voor hem maakte een golf van nostalgische emotie los, mede gestimuleerd door het aantal tramrails dat onder de hoge deuren in de remise verdween. Vanuit een kinderlijke reactie stak hij de uitgestorven straat over en liep met wankele passen tussen een van de rails naar de remise-ingang, zich inbeeldend een tram te besturen. Nagenietend van deze emotionele ervaring leunde Pjotr met zijn linker hand tegen de poort, die zich tot zijn verbazing onder zijn gewicht langzaam opende. Traag openbaarde zich een donkere ruimte als een zich opensperrende muil van een geeuwende leeuw. In het spaarzame binnenvallende straatlicht flonkerden ter begroeting nauwelijks zichtbaar enkele felrode tramstellen als uitnodiging tot een nadere kennismaking. Verbluft bleef Pjotr een ogenblik in de deuropening staan, waarna hij verheerlijkt op de voorste tram afliep en liefkozend zijn hand over haar neus wreef. Verrukt ontdekte hij een openstaande tramdeur, waardoor het vervoersmiddel leek te fluisteren:
“Kom rustig binnen Pjotr, grijp je kans. Neem me, dan zal ik doen wat jij wil.”
Opgewonden klom Pjotr naar binnen en nestelde zich op de bestuurderszitting. Als door een bovenaardse macht aangestuurd reikte hij hoog boven zijn hoofd naar de knop waarmee hij het nummer van de tram op drieëndertig instelde, een niet bestaand lijnnummer zo hij wist. Als einddoel koos hij voor het nabij gelegen Chorzów, normaal gesproken een rit van een half uur. Vertrouwend op zijn bestuurderskunst, zoals hij die zich in zijn jeugdjaren al observerend had toegeëigend, bezigde hij de benodigde handelingen om de tram langzaam in beweging te zetten en eenmaal op straat boog hij in de richting van Chorzów af. Buiten zinnen produceerde Pjotr een triomfantelijke cowboykreet, een vanaf zijn jeugdjaren opgekropte oerschreeuw als uiting van opperst geluk. Extatisch liet hij met regelmaat de trambel rinkelen, een schel geluid dat zichzelf in de lege straten van Katowice luid echoënd versterkte.
Tot Pjotrs grote verbazing zag hij twee late voetgangers blij op het gerinkel reageren door zich met een lichte draf naar de verderop gelegen tramhalte te begeven, de arm omhoog geheven als teken dat zij mee wilden. Langzaam bracht Pjotr het tramstel tot stilstand en opende de deuren. Nog nahijgend van de sprint klommen een jonge man en vrouw naar binnen.
“Zo laat nog een tram naar Chorzów? Dat is een meevaller,” zei de jongeman verheugd tegen Pjotr.
“Ja, gratis rit van de zaak, zoek maar een plek,” antwoordde hij glimlachend.
Zodra de twee een plaats hadden gevonden zette Pjotr met een buitengewoon trots gevoel de tram weer in beweging. Tot zijn grote verbazing verzamelden zich bij de volgende halte weer enkele jongelui, die door Pjotr eveneens werden binnen gelaten. Bij de opeenvolgende haltes maakten nog meer zichtbaar verraste passagiers dankbaar gebruik van de onverwachte reismogelijkheid, een fenomeen dat Pjotr steeds meer in zijn rol als trambestuurder liet groeien.
Eenmaal in Chorzów aangekomen zette de tram koers richting het centrale marktplein, waar zich een grote tramhalte bevond waar meerdere lijnen samenkwamen. Hier wachtte Pjotr een onaangename verrassing. Bij het oprijden van het marktplein viel het tramstel plotseling stil. Niets deed het meer, de lichten op het bedieningspaneel doofden alsof de tram hiermee aangaf dat zij het nu wel genoeg vond. Zelfs de deuren lieten zich niet openen, waardoor een aantal passagiers onder het roepen van boze verwensingen aan de deuren begonnen te duwen en te trekken. Veel tijd om die te forceren werd hen niet gegeven. Met loeiende sirenes naderden rap twee politieauto’s, waaruit even later drie agenten en een burger tevoorschijn sprongen. De man in burger wist met een simpele handeling de tramdeur te openen, waarna Pjotr werd gesommeerd naar buiten te komen. Zonder ook maar een enkele toelichting duwden de agenten hem in de politieauto om daarna met hoge snelheid in de richting van het politiebureau te verdwijnen.
De passagiers ondertussen werd door de overgebleven agent te kennen gegeven dat de tramrit hier eindigde, waarna de man in burger, die in het dagelijks leven zelf trambestuurder bleek te zijn, op de bestuurderszitting plaatsnam. Na een paar woorden in een walkietalkie floepten de lichten in de tram weer aan, waarna deze langzaam haar terugreis naar de remise aanving.
Na aankomst op het politiebureau kreeg Pjotr te horen dat zijn tramrit door zijn langzame rijgedrag de aandacht van een echte trambestuurder had getrokken. Bovendien werd deze argwanend door het niet bestaande lijnnummer dat de tram voerde. Ogenblikkelijk alarmeerde de man zijn werkgever die besloot om de stroom van het traject af te halen.
De gehele verdere nacht moest Pjotr in een politiecel doorbrengen, waarna hij de volgende dag met een proces-verbaal op zak huiswaarts keerde, een euforie en een kater rijker.
Zijn liefde voor de tram werd er niet minder door. Een week later besloot hij om zich als trambestuurder te laten opleiden. Na een jaar kreeg hij een baan bij Tramwaje Slaskie, waar de leidinggevenden na alle commotie van het eerste moment nu wel om het voorval konden lachen. Als daad van humor kreeg Pjotr het traject tussen Katowice en Chorzów toegewezen, waar hij menigmaal gniffelend terugdacht aan die nacht waar het allemaal begon.

Vrienden

Al vele jaren, waarvan de laatste twee in een gezellig huisje in Winterswijk, vormden Jasper en Brigitte een gelukkig paar. Eigenlijk kenden ze elkaar al vanaf de middelbare school, waar zij als klasgenoten tot een hechte vriendengroep behoorden. In die groep was het altijd reuzegezellig, werd veel ondernomen en trok men er steevast op zaterdagavond op uit om te gaan stappen. Vanaf het begin konden Jasper en Brigitte het goed met elkaar vinden, zochten vaak elkaars nabijheid op en toen ze uiteindelijk iets met elkaar kregen kwam dat voor de rest van de groep dan ook niet als een verrassing. Hun relatie bleek geen tussendoortje, vormde niet het zoveelste tussenstation in een zoektocht naar de ware liefde, maar hield als een soort veilige haven stand, ook nadat beiden hun studie hadden afgerond en een baan wisten te bemachtigen. Hun uitgavepatroon vertoonde veel overeenkomsten, geen van tweeën gooide het geld over de balk, waardoor ze algauw over een leuk kapitaal beschikten.
“Zeg Jasper, in de stad staat een leuke woning te huur voor niet al te veel geld. Als ik uit mijn werk kom fiets ik daar altijd langs, een leuke plek dicht bij het centrum.”
“Oké, maar wat wil je daarmee zeggen?” vroeg Jasper vol verbazing.
“Nou, ik dacht zo, we kennen elkaar al zo lang. Wat zou je ervan vinden als we gingen samenwonen?”
Brigittes voorstel overviel Jasper nogal, maar niet op een onaangename manier. Tot op heden had hij zich nog nooit met het idee van samenwonen bezig gehouden. Na een korte stilte antwoordde hij:
“Eigenlijk wel een goed idee en een leuke plek. Dacht je al wel langer over het idee van samenwonen na? Zullen we een bezichtiging aanvragen?”
Direct bij binnenkomst voelde de woning goed, niet al te groot maar wel met een gezellige uitstraling. Het nemen van een positief besluit vroeg dan ook weinig tijd, waarna beiden vol enthousiasme met de inrichting van hun huis aan de slag gingen en zo een paar weken later al hun paleisje konden betrekken.
Twee jaar later, tijdens een romantisch etentje, vroeg Jasper zijn Brigitte ten huwelijk. Hiervoor had hij de ober in vertrouwen genomen, die op het moment suprême de lichten dimde om daarna over de geluidsinstallatie hun romantisch lievelingslied ten gehore te brengen, Ed Sheerans ‘Perfect’. Bij het horen van de volgende regels ging Brigitte figuurlijk gesproken totaal onderuit:

We are still kids, but we’re so in love
Fighting against all odds
I know we’ll be alright this time
Darling, just hold my hand
Be my girl, I’ll be your man
I see my future in your eyes

Jasper toverde twee prachtige gouden ringen tevoorschijn om haar ten huwelijk te vragen, maar die gelegenheid werd hem niet gegund. Brigitte wierp haar stoel naar achteren en vloog Jasper om zijn nek, terwijl zij in zijn oor fluisterde:
“Ja natuurlijk! Natuurlijk wil ik met je trouwen!” waarna de overige gasten onder gefluit en gejoel hen op een daverend applaus trakteerden.
Jasper en Brigitte pakten, geheel in hun eigen geest, de bruiloft groots en romantisch aan en boekten hiervoor een spa met een overnachting voor henzelf en hun vijftig gasten in een gerenommeerd Amsterdams hotel. Het mocht wat kosten, maar dan had je ook wat. Na een vaartocht door de grachten zou de huwelijksvoltrekking in een speciaal daarvoor ingerichte ruimte in het hotel plaatsvinden. Het werd een onvergetelijk feest met helaas wel een vervelende smet.
Zonder zichzelf af te melden kwamen acht gasten niet opdagen.
“Ze kwamen gewoon niet. En ze lieten niks weten,” vertelde het stel later tegen de regionale krant die hen hierover interviewde.
“Ook niet nadat we terugkeerden van onze huwelijksreis, helemaal geen bericht, geen excuses of felicitaties. Helemaal niets!”
Nu kan iets nog zo mooi, nog zo schitterend zijn, maar dat ene smetje, die ene oneffenheid blijft je oog altijd trekken. Een beeldschone vrouw kan nog zo mooi gekleed gaan, maar die ladder in haar panty zal je altijd blijven herinneren. Dat is nu eenmaal een rare menselijke eigenschap waartegen weinig bestand is. Zo ook bij Jasper en Brigitte. Het huwelijksweekend in Amsterdam was onvergetelijk en indrukwekkend, iedereen genoot met volle teugen. En ook aan de daarop volgende huwelijksreis naar Jamaica bewaarden zij dierbare herinneringen. Maar toch …
Jasper en Brigitte besloten om een nepfactuur van €450,- op hun Facebookpagina te plaatsen, de persoonskosten van een weekend in het Amsterdamse hotel. Daarbij vermeldden zij dat de onafgemelde gasten deze rekening binnenkort in hun brievenbus zouden vinden.
“U moet zich niet beledigd voelen bij het vinden van deze factuur in uw brievenbus,” schreven zij. “Zij is uitsluitend voor de mensen die niet op onze bruiloft kwamen opdagen, terwijl zij hadden toegezegd om te komen. De spa in Amsterdam kostte €450,- per persoon.”
Ook schreven Jasper en Brigitte dat het hen niet om het geld was te doen, maar om de les die hieruit te leren viel en dat ze zich op hun dag behoorlijk in de steek gelaten en boos voelden.
Binnen korte tijd kreeg het jonge echtpaar honderden reacties en ging de Facebook post viral. Bovendien werden ze door verschillende media geïnterviewd, waardoor het voorval de nodige aandacht kreeg. Aan de media vertelden Jasper en Brigitte dat ze nooit van plan waren geweest om de factuur echt op te sturen, maar dat het hen om het principe ging
“Het is niet oké dat familie en vrienden op deze manier weg blijven. We snappen dat er dingen kunnen gebeuren, maar meld het gewoon.”
Tussen de honderden reacties zaten al snel de excuses van de gasten die het hadden laten afweten.

Kippenterreur

Aan de rand van het Nieuw-Zeelandse dorpje Titirangi woont in een klein boerderijtje de lokale keuterboer Jack Thompsom, een door het leven getekende zestiger met een kleine hoeveelheid vee, voornamelijk voor de plaatselijke afzet. Op het rondom de boerderij gelegen grondgebied grazen wat koeien, houdt hij wat schapen en scharrelden tot voor enkele jaren wat kippen rond. Jack heeft geen rijk leven in de zin van veel inkomsten, maar door zijn biologische bedrijfsvoering en de kleinschaligheid van zijn boerderij geniet hij, samen met zijn vrouw Bette, van een rustig en voldaan leven. In die zin voelt hij zich een rijk mens.
Het dorpje Titirangi ligt ten westen van Auckland en is zeer in trek bij hippe en trendy Nieuw-Zeelanders, vooral kunstenaars en schrijvers die elkaar met regelmaat opzoeken in een van de vele cafés en restaurants die het plaatsje rijk is. Doorgaans heerst er een gezellige drukte, vooral op de laatste zondagochtend van de maand als het grote plein voor de bibliotheek in een gezellige kunstmarkt verandert.
Vanuit het dorp heb je een fantastisch uitzicht op de Waitakere Ranges en de Manukau Harbour, de op een na grootste natuurlijke haven van Nieuw-Zeeland. De Waitakere Ranges is een groot natuurpark in de buurt van Auckland dat uit inheems bos met een unieke flora en fauna bestaat. Ooit stond het er vol met kauribomen, maar in de negentiende en twintigste eeuw werden de meeste voor de houthandel gekapt.
Waar Waitakere Ranges de zee ontmoet vind je bijzondere stranden die om hun zwarte zand bekend staan, vooral populair onder de Nieuw-Zeelanders. De zee is hier zeer ruig, ideale condities voor ervaren surfers die er dan ook graag komen.
Naast de koeien en schapen beschikte Jack tot een jaar of tien geleden ook over enkele kippen en hanen. Behoudens de paar eieren voor eigen gebruik bleken de vogels economisch onrendabel. De verkoop van eieren leverde te weinig inkomsten op om van een winstgevende situatie te kunnen spreken en tijdens de maandelijkse balans constateerde Jack telkens weer het negatieve saldo bij de pluimveepost. De kakelende diertjes kostten veel meer dan zij uiteindelijk opbrachten.
“Bette, wil je even hier komen?” verzocht Jack zijn vrouw toen hij de maandelijkse balans opmaakte.
“Moet je kijken. Zo gaat het nu iedere maand. Die kippen en hanen kosten veel meer dan zij opbrengen. Ik denk dat ik ze maar weg doe.”
“Aan wie wil je ze dan verkopen?” vroeg Bette. “Er zit geen mens op die kakelende beestjes te wachten. Vooral die hanen niet. Hooguit een liefhebber die er één of twee wil kopen. Voordat je ze allemaal kwijt bent zijn we een paar jaar verder.”
“Ja maar wat wil je dan? Zoveel inkomen hebben we niet en het zou een hoop geld schelen als we van die vogels konden afkomen.”
Met een diepe frons op het voorhoofd dacht Jack een ogenblik ingespannen na, waarna hij zich tot zijn vrouw wendde.
“Weet je wat? Ik laat ze vrij, ik geef ze hun vrijheid terug. Ik breng die vogels een eindje het natuurpark in, dan kunnen ze voor hun eigen kostje zorgen en hoeven ze tenslotte ook niet geslacht te worden. Genieten die beestjes zogezegd van een heerlijk kippenleven.”
Verbaasd keek Bette haar man aan. Zijn vastberaden blik verraadde zijn reeds genomen besluit.
De volgende morgen was Jack al vroeg in de weer met het inladen van de hoenders en hanen in een gesloten aanhanger. Alsof ze aanvoelden dat er iets ongewoons stond te gebeuren renden de dieren tegen hun gewoonte in hard weg zodra Jack bij hen in de buurt kwam. Normaal gesproken stormden de beestjes enthousiast op hem af in de verwachting met vers voedsel te worden bedeeld. Maar nadat Jack met een groot zwart net begon te gooien, waarin de eerste nietsvermoedende hoenders genadeloos verstrikt raakten, zetten de overigen het op een lopen zodra Jack zich ook maar enigszins in hun richting begaf. Uiteindelijk lukte het hem om alle dieren te vangen, hoewel dat er lange tijd niet naar uitzag, omdat de meest dominante haan zich met verve bleef verzetten.Met een luid kakelconcert, opstijgend vanuit de hobbelende aanhanger, verdween Jack tenslotte uit het zicht. Enkele uren later keerde hij weer terug met de boodschap dat alle dieren diep in het bos waren vrijgelaten.
“Zover als het pad het toeliet ben ik het bos in gereden. Daar heb ik de vogels vrijgelaten, die meteen begonnen te scharrelen alsof ze niet anders gewend waren. Ik denk dat we hier goed aan hebben gedaan, Bette. Dit scheelt ons een behoorlijke kostenpost en de dieren hebben het prima in het bos. Geloof dat maar.”
Inderdaad bleek dat laatste een terechte inschatting, waarvan het bewijs zich vele jaren later zou openbaren.

Na het verwijderen van het pluimvee hervatte het leven op de boerderij al snel haar dagelijkse ritme en Jack en Bette, die hun aandacht volledig op de overige dieren richtten, vergaten de gevederde boerderijbewoners dan ook al snel.
Vele jaren later zou hier op een onaangename manier verandering in komen. Op een zwoele zomerochtend, toen de zon zich nog maar nauwelijks van de horizon losmaakte, wekte een aanhoudend hels hanengekraai de inwoners van Titirangi. Verschrikte bewoners openden verward hun gordijnen om een enorme horde pluimvee te constateren. Waar men ook keek, overal scharrelden verwilderde kippen en hanen rond, zich tegoed doend aan de gewassen in de tuinen. Prachtige bloembedden werden in korte tijd omgetoverd tot een desolate woestenij, waardoor het doorgaans keurig onderhouden pittoreske dorpje algauw een vervallen indruk gaf. De rondneuzelende hennen werden begeleid door een flink aantal vurige hanen die, gezeten op palen of muurtjes, onder afgrijselijk gekraai hun heerschappij verkondigden. Waar de bewoners ook keken, overal scharrelden luid kakelend groepen verwoestende kippen rond. De geschrokken bewoners renden naar buiten om de dieren te verjagen, die voor een kort moment geschrokken uiteen stoven om zich even verderop weer als een niets ontziende legerdivisie te verzamelen en onder aanvoering van de agressieve hanen, die als ware generaals hun troepen leidden, opnieuw de aanval in te zetten.
“Het lijkt wel alsof we in een Stephen King-film zitten!” brulde een wanhopige inwoner.
Wat de mensen ook probeerden, de dieren lieten zich niet verjagen. Sterker nog, iedere poging leek wel een aanmoediging om met nog meer energie hun verwoestende praktijken uit te voeren. Uiteindelijk lukte het de bewoners van Titirangi om met veel moeite de vogels naar de rand van het dorpje te verjagen, waar de dieren zich in de omringende bossen verscholen om af en toe een verwoestende aanval uit te voeren.
Toen het bizarre kippenverschijnsel Jack en Bette ter ore kwam schaamden zij zich dood. Natuurlijk legden zij direct de relatie met hun ooit vrijgelaten hoenders en verwonderden zich over hun vermogen om zich aan het leven in de wildernis aan te passen, evenals het tempo waarin de dieren zich hadden vermenigvuldigd.
Diezelfde avond nog kwam het gemeentebestuur in spoedberaad bijeen. Er werd besloten om in de bossen rondom het dorp enorme netten op te hangen in een poging de dieren te vangen. Deze aanpak bleek zeer effectief, tot het moment waarop het land in lockdown moest als gevolg van de coronapandemie. In een verwoede aanvalspoging lukte het de dorpsbewoners om het kippenleger tot een minimaal aantal te reduceren. Slechts enkele exemplaren genoten nog van hun vrijheid, die zij met verve wisten te verdedigen. Van de lockdownperiode maakten die vogels dan ook dankbaar gebruik om zich te hergroeperen en weer te vermenigvuldigen. Tegen de tijd dat het land van het slot af ging bereikte het volgelleger weer een respectabele omvang, waarna het haar verwoestende aanvallen met vernieuwde energie hervatte.

Tot op heden is het de inwoners van Titirangi niet gelukt om zich van de agressieve kippenbende te ontdoen. Jack en Bette ondertussen hebben hun boerderij verkocht en zich elders in het land gevestigd. Gebukt oder schaamte en schuldgevoel durven zij zich niet meer in het anders zo schilderachtige dorpje te vertonen.

De diploma-uitreiking

De combinatie van studeren en de Amerikaan Fred Sanders valt het beste als een haat-liefdeverhouding te omschrijven. Eigenlijk verafschuwen ze elkaar, maar ze kunnen toch ook niet zonder. Zoiets als een gescheiden vrouw en haar ex: vergeten is onmogelijk, eigenlijk houdt ze nog van hem, maar zodra hij in de buurt komt steekt de weerstand toch weer de kop op, een regelrechte aanslag op de emotionele stabiliteit.
Bij het afronden van de studie in zijn jeugd kende de inmiddels hoogbejaarde Fred de nodige hobbels. Als geboren dromer passeerde een rijk scala aan toekomstplannen zijn voorstellingsvermogen, een indrukwekkende reeks die telkens weer een enthousiaste start kende, maar door tal van oorzaken onherroepelijk strandde, waarbij de scheve verhouding tussen studeren en aandacht voor vrouwelijk schoon zich buitengewoon vaak als oorzaak opwierp. Zo vorderde zijn jeugd gestaag zonder enig perspectief op een diploma, een doorn in het oog van zijn ouders die bij iedere herstart hun portemonnee konden trekken. Bovendien ontwikkelde Fred tijdens het toenemend aantal studiewisselingen een vervelende faalangst, zich openbarend op momenten waarop cruciale tentamens of examens zich aandienden. Hierdoor presteerde hij vaak onder zijn kunnen, met menig onvoldoende tot gevolg. Met het toenemen der tijd hadden Freds ouders de stille hoop op het slechten van deze psychologische drempel nagenoeg opgegeven.
Toch nam Fred geen genoegen met deze frustratie en besloot eind jaren vijftig van de vorige eeuw om hieraan voorgoed een einde te maken, af te rekenen met dit doembeeld. Hiertoe meldde hij zich bij de San Gabriel High School in Zuid-Californië. Het nieuwe studiejaar startte hij welgemoed met nieuwe voornemens, geschoond van vrouwen en faalangsten. Vooralsnog verliep de studie zonder problemen, ook de tentamens leverden stuk voor stuk goede resultaten op. Zo vorderden de jaren en wekte Fred bij zijn docenten de indruk van een hardwerkende, goed gemotiveerde student. Vol vertrouwen stevende hij in 1962 dan ook op zijn eindexamen af. Spanningsvol, dat wel, maar de positieve ervaringen in de recente studiejaren hadden zijn vertrouwen in een goede afloop hoopvol gevoed.
En zo braken in mei de examendagen aan, een periode waarin de zenuwen toch weer bovengemiddeld toesloegen. Ondanks dat liet Fred zich niet uit het veld slaan en lukte het hem om deze ophopende nervositeit vastberaden in te dammen. Eindelijk gloorde aan de horizon het bezit van het zo begeerde diploma, de opstap naar het maken van definitieve toekomstkeuzes, de weg in de altijd al gewenste richting. Op de laatste examendag echter schoof er een klein donker wolkje voor de eindexamenzon. Nadat Fred de zaal verliet, na twee uren van zwoegen en zweten, liep de rector op hem af met een verontrustende vraag.
“Ha Fred, hoe ging je laatste examen? Heb je er vertrouwen in?”
“Oh ja hoor, het was hard werken maar ik denk dat het wel gelukt is,” antwoordde Fred, overrompeld door deze onverwachte aandacht.
“Nou dat is goed om te horen. Kan je even meelopen naar mijn kamer? Ik wil iets met je bespreken.”
Hierop draaide de rector zich om en liep in de richting van zijn werkkamer in het vertrouwen dat Fred hem zou volgen, die dat met elastieken benen inderdaad deed. Het onverhoedse verzoek van de rector zoog alle stabiliteit uit zijn ledematen, waardoor hij met moeite de man naar zijn kantoor kon volgen. Daar aangekomen kreeg hij een stoel aangeboden, gevolgd door de ophelderende vraag.
“Uit onze administratie blijkt dat je verzuimd hebt om je Engelse essay in te leveren. Klopt dat of zijn wij per ongeluk abuis? Zonder een positieve beoordeling van dat essay kan er namelijk geen diploma-uitreiking plaatsvinden.”
Als door een zeshonderd volt schok getroffen verstijfde Fred in zijn stoel, zijn helder denkvermogen verlamde ter plekke. Slechts een grijze mist vulde zijn hoofd, een gedachteloosheid die hem niet tot antwoorden in staat stelde. Wezenloos en met half geopende mond staarde hij de rector aan, die de situatie lastig kon inschatten. Daarom vroeg hij nogmaals:
“Klopt het Fred dat jij je Engelse essay nog niet hebt ingeleverd?”
Gelukkig bracht die laatste vraag Fred weer op de wereld terug. Plotseling herinnerde hij zich het moment waarop hij met zijn klas naar huis werd gestuurd, omdat de leraar Engels zich ziek meldde, precies op de dag dat hij het ontbrekende document wilde inleveren.
“Oh nou u het zegt,” begon Fred, waarop hij de situatie toelichtte en beloofde het essay nog dezelfde dag ter beoordeling te overhandigen.
Natuurlijk vond hij zichzelf uitermate onachtzaam, maar desalniettemin hield hij het volste vertrouwen in het essay, daar hij al zijn kunde bij het vervaardigen ervan aanwendde en zich bovendien door enkele oud-studenten gedegen liet adviseren. Des te groter was de schok toen enige dagen later zijn mentor belde om te vertellen dat het essay een negatieve beoordeling had gekregen en hij in de zomer een nieuw moest inleveren om alsnog voor zijn examen te kunnen slagen.
Fred was furieus, buiten zinnen. Wat dachten ze wel, hij had toch zijn uiterste best gedaan! Werden zijn toekomstplannen, die nu zo binnen handbereik leken, hem dan toch nog uit handen geslagen?
Die nacht deed hij geen oog dicht. In de duisternis van zijn slaapkamer fokte hij zichzelf op om een daad te stellen, een bewijs voor het onvermogen van die docent Engels. De volgende morgen belde hij direct naar het stadhuis om toestemming te vragen voor het houden van een demonstratie. Met een aantal leeftijdgenoten, vrienden, sympathisanten en medestudenten wilde hij een tocht door de stad naar school maken, een tocht gericht tegen de corrupte docent die het nodig vond om hem een onvoldoende te geven en daardoor zijn toekomstplannen te vernietigen.
De dienstdoende gemeenteambtenaar raakte nogal in paniek door dit ongewone verzoek en waarschuwde direct de politie, die op haar beurt contact met de school en Freds ouders zocht. Dat zijn impulsieve actie dusdanig grootschalige gevolgen teweeg bracht shockeerde Fred op zijn beurt.
In het hierop volgende gesprek met de politie en de school verklaarde hij het aanvragen van de demonstratie als grap te bedoelen en voorbij was gegaan aan de mate waarin dat serieus zou worden genomen.
Dezelfde avond nog schreef hij een vriendelijke brief aan de geplaagde docent, waarin hij diep door het stof ging en zijn spijt betuigde.
‘Ik snap dat u in shock bent, achteraf ben ik dat eerlijk gezegd ook,’ begon Fred zijn brief. ‘Ik snap dat u in verwarring bent, want zoals u mij waarschijnlijk kent heb ik me nooit door slechte intenties laten leiden. Hopelijk beseft u dat ik dit verzoek alleen als grapje bedoeld heb en niet als serieuze actie.’
Fred eindigde zijn brief met aan te geven dat hij de onvoldoende accepteerde en in de zomer een nieuw essay zou inleveren.
Na alle commotie ging hij ervan uit de zaak hiermee beklonken te hebben. Tot zijn grote teleurstelling nam de school echter geen genoegen met zijn excuses en ging direct tot schorsing over. Enkele dagen later werd zelfs besloten om hem definitief van school te sturen.
‘Dit gedrag is onacceptabel en heeft een zeer grote impact op het veiligheidsgevoel van schoolpersoneel en wordt als zeer intimiderend en bedreigend ervaren,’ meldde het schoolbestuur in een brief aan Freds ouders.
Als een vernietigende mokerslag landde deze zware sanctie bij Fred en zijn ouders, die bezwaar maakten bij de overkoepelende schoolorganisatie, die dit per direct afwees.
‘Het bestuur constateert dat de aanvraag van een demonstratie bij de gemeente tegen een zogenaamde corrupte docent een daad was om de docent in een kwaad daglicht te stellen en daarmee persoonlijk te beschadigen,’ luidde de per brief toegezonden onderbouwing.
Freds ouders konden alle begrip opbrengen voor het ontstane gevoel van onveiligheid, maar vonden de getroffen sanctie in geen enkele redelijke verhouding tot de ernst van Freds fout staan. Van school gestuurd worden zou voor hun zoon ingrijpende gevolgen hebben. Bovendien had hij zich in de jaren ervoor een voorbeeldig student getoond.
In een uiterste poging Freds toekomst veilig te stellen spanden zij een rechtszaak aan. Al vrij snel kwam de rechter tot een vonnis, waarin hij de ouders in het gelijk stelde, onder meer omdat Fred spijt had betuigd en ook door zijn tot dan toe probleemloze schoolcarrière.
“In het geval een leerling voor de eerste keer een misstap begaat, ligt het in beginsel niet voor de hand dat toepassing van de zwaarste sanctie een proportionele reactie is,” oordeelde de rechter. Ten slotte veroordeelde hij de High School om de negentienjarige Fred binnen vierentwintig uur na het uitspreken van het vonnis weer toe te laten op school, om hem alsnog in de gelegenheid te stellen zijn studie af te ronden
Met minstens zoveel toewijding stortte Fred zich op de vervaardiging van zijn nieuwe essay, dat uiteindelijk een ruime voldoende opleverde. Wellicht wilde de school niet opnieuw haar vingers branden. Hoe dan ook, in september van dat jaar vond eindelijk de diploma-uitreiking plaats, een moment waarnaar Fred vol trots toeleefde. Toch schoof ook daar weer een donker wolkje voor het diplomagevoel.
Toen Fred samen met zijn ouders op school arriveerde voor het in ontvangst nemen van zijn diploma, werd hem verzocht om eerst een boete van $4,80 te voldoen in verband met een bibliotheekboek dat hij al veel te lang in zijn bezit bleek te hebben. Pas daarna zou tot de diploma-uitreiking worden overgegaan. Voor Fred gold deze onverwachte confrontatie als de bekende druppel. Schreeuwend en tierend verhief hij zich van zijn stoel, de verwensingen in de richting van het lerarenkorps waren niet van de lucht.
“Steken jullie dat diploma maar in je reet. Ik ga mijn eigen boontjes wel doppen, daar heb ik jullie niet voor nodig.”
Ziedend ging hij naar huis, het diploma latend voor wat het was.
Inderdaad dopte Fred in de jaren hierna zijn eigen boontjes. Uiteindelijk lukte het hem om een goedlopende eigen zaak op te bouwen, waarmee hij zich gedurende de rest van zijn werkzame leven van een ruim inkomen verzekerde.

Inmiddels had Fred de eerbare leeftijd van achtenzeventig jaar bereikt, een moment in het leven waarop hij regelmatig terugblikte, waarbij nostalgische gevoelens als een zoete saus zijn bittere teleurstellingen van een ander smaakpalet voorzagen. Zijn herinnering aan de hilarische diploma-uitreiking in 1962 toverde op zijn gezicht een meewarig voldane glimlach, maar ook een van ‘dat zou ik nu niet meer zo doen’.
Zijn van bittere teleurstelling vervulde verwensing van weleer, ‘steken jullie dat diploma maar in je reet’, werd door de toenmalige schoolleiding niet opgevolgd, blijkens een brief van het huidige bestuur, die Fred kortgeleden in zijn brievenbus vond. De school bleek na al die jaren nog steeds over Freds originele diploma te beschikken, bewaard in een oude archiefkast. De huidige leiding was ervan overtuigd dat een uitreiking alsnog op zijn plaats zou zijn.
Na het lezen van dit schrijven toverde Fred een triomfantelijke glimlach op zijn gezicht. Eigenlijk zag hij er de humor wel van in. Jammer alleen dat zijn ouders dit niet meer konden meemaken.
En zo gebeurde het dat Fred Sanders op een zonnige dag als achtenzeventigjarige stralend over het podium in de Rose Bowl in Pasadena liep om zijn ooit felbegeerde diploma in ontvangst te nemen.
“Die krijgt een mooi plekje aan de muur,” vertelde hij vol trots aan het publiek in de zaal.
En zo gebeurde ook. Voortaan had Fred er ’s ochtends een nieuw ritueel bij. Nadat hij de foto van zijn vorig jaar overleden echtgenote had gekust, liep hij naar het ingelijste diploma aan de muur en sprak dan de legendarische woorden:
“Steek die maar lekker in je reet!” waarna hij glimlachend de nieuwe dag tegemoet trad.

Politiekat

De locatie van dierenasiel ‘Er kan nog meer bij’ liet zich gemakkelijk vaststellen. Vanaf grote afstand lieten de gebouwen zich door nadrukkelijk aanwezige dierengeluiden lokaliseren. Vooral het aanhoudende blafconcert vanuit de hondenverblijven, waarbij de zware bassen en hoge sopranen elkaar met regelmaat afwisselden, voerden de boventoon. Nog maar enkele dagen geleden belde Elena het asiel met de vraag of er wellicht een katje beschikbaar was.
“Oh er zijn d’r genoeg hoor,” sprak de hoge vrouwenstem aan de andere kant van de lijn. “We vinden het fijn als we onze dieren aan een nieuw baasje kunnen helpen,” luidde de van opluchting vervulde toevoeging. De opname van dieren stond namelijk in scheve verhouding met de mate van adoptie, vandaar deze reactie.
Sinds enkele jaren woonde Elena na een mislukt huwelijk in een gezellig flatje, dat zij geheel naar eigen smaak en inzichten had aangekleed, een rommelig ogende maar zeer gezellige inrichting. Tot voor kort sierde een getralied en kleurrijk dierenverblijf de hoek van haar kamer, de behuizing van haar tamme ratje Bokser, die zijn naam ontleende aan een niet aflatende behoefte om met zijn kleine voorpootjes ritmisch tegen het waterreservoir te roffelen, alsof het een boksbal betrof. De aanwezigheid van het knaagdiertje verschafte Elena een vertrouwd huiselijk gevoel. Zodra zij na een drukke werkdag haar woning betrad, kroop het diertje in de hoek van de kooi uit zijn schuilplaats tevoorschijn om met zijn fanatieke beoefening van de bokssport te beginnen, een soort verwelkomingsritueel dat de rest van de avond vulde. Voor iemand anders wellicht een irritant geluid, maar voor Elena vormde deze fanatieke inspanning een bewijs dat haar aanwezigheid ertoe deed, temeer als ze vers voer voor Bokser tevoorschijn toverde, een gebruik dat met een klimpartij in de tralies en een in de lucht gestoken snuffelsnuit werd bekroond.
Bokser was trouwens niet de eerste bewoner van het hok. Twee andere ratjes waren hem voorgegaan, waarmee Elena eveneens een warme gevoelsband opbouwde die echter ook een keerzijde kende. De lengte van een gemiddeld rattenleven is niet te vergelijken met die van een mens, waardoor de opgebouwde emotionele band tussen Elena en haar dierenvriendjes tot haar verdriet steeds weer na enkele jaren werd verbroken.
Vorige week was het weer zover. Toen Elena na haar drukke werkdag thuiskwam, zich verheugend op het verwelkomingsritueel van haar huisdier, bleef het na binnenkomst akelig stil. Een korte inspectie van het dierenverblijf bleek voldoende om het overlijden van Bokser te constateren. Met open oogjes en zijn pootjes omhoog lag hij uitgeteld in zijn schuilplaats van drie schuin tegen elkaar gestapelde stenen. Dwars door de diepe golf van verdriet, die haar ook nu weer overspoelde, nam zij ter plekke een resoluut besluit: er komt geen nieuwe Bokser in mijn huis, ik wil dit niet meer.
Maar binnen enkele dagen knaagde de stilte aan haar als een zweem van eenzaamheid, een gevoel van verlatenheid dat haar verdriet en gemis eerder versterkte dan verhielp. Vandaar haar vraag aan het dierenasiel om een kat.
“Kunt u mij uitleggen wat voor soort kat u eigenlijk zoekt?” vroeg de medewerkster na een korte kennismaking.
“Nou ziet u, ik woon in een klein appartement. Ik zoek dus eigenlijk een binnenkat, eentje die gewend is om in huis te blijven. Hij kan uiteraard gebruik maken van mijn balkonnetje, zodat hij toch ook de buitenlucht ervaart. Mijn overleden huisdieren verschaften mij tot nu toe een vertrouwde huiselijkheid. Hun aanwezigheid hielp mij om niet aan een gevoel van eenzaamheid toe te geven. Die knaagdiertjes hebben echter een nadeel: ze leven zo kort. Maar in die kortstondige leventjes bouwde ik wel steeds een emotionele band met hen op. Daarop hoop ik bij een kat eigenlijk ook.”
“Nou dan denk ik dat ik wel genoeg weet. Loopt u maar met me mee.”
Een korte wandeling door de gangen van het asiel leidde hen naar een ruimte waarin allerlei kattenspeeltuig stond opgesteld. De twee klimpalen bleken favoriet, want in de ene zaten twee zwarte poezen zich permanent met elkaar te bemoeien, terwijl in de andere een zwart-wit gevlekte kater zich rustig waste, niet gehinderd door het drukke gedoe in de andere paal.
“Ik stel voor dat u naar binnen gaat en probeert om met de dieren contact te leggen,” luidde de eenvoudig klinkende opdracht.
Hierop opende de medewerkster de deur en liet Elena naar binnen, die zich rustig in het midden van de ruimte opstelde om te kijken wat er zou gebeuren.
De twee poezen gaven geen enkele reactie, die hadden alleen maar oog voor elkaar. De kater in de andere paal echter stopte zijn waspraktijk en nestelde zich gemakkelijk op zijn uitkijkpost om de nieuwkomer te observeren. Als door een magneet werd Elena door het dier aangetrokken. Bij de eerste kruising van hun blikken wendde de kat die van haar af, een te verwachten reactie vervuld van katachtige arrogantie. Deze bleek echter van korte duur, want algauw wendde de kater zijn blik weer naar de nieuweling, richtte zich uitrekkend op en klom bedachtzaam omlaag, waarna hij recht op Elena afliep om haar met kopjes te overstelpen. Langzaam boog Elena zich voorover en hield een hand omlaag, die de kater uitgebreid inspecteerde en besnuffelde. Na een afsluitend kopje trok het dier zich tevreden op zijn uitkijkpost terug.
Rustig liep Elena in de richting van de deur.
“Ik denk dat ik het wel weet,” reageerde ze even later tegen de medewerkster in de gang.
“Heeft u een keuze kunnen maken dan?”
“Ik heb geen keuze gemaakt,” antwoordde Elena, “ik ben zelf uitgekozen, door de zwart-wit gevlekte kater. Die kwam naar me toe, keurde mij en bevestigde dat positief met een stortvloed aan kopjes. Dus hij heeft mij uitgekozen. Die kater wil ik graag.”
“Oké, wat onverwacht,” antwoordde de medewerkster.
“Onverwacht? Hoezo?”
“Nou, het is een dier met nogal een verhaal en daardoor een handleiding. Hij heeft hiervoor twee eigenaren gehad met een verleden van mishandeling. August is absoluut geen schootkat en heeft nogal een gebruiksaanwijzing, absoluut geen voorbeeld van huiselijkheid.”
Zonder nadenken antwoordde Elena resoluut:
“Ik blijf bij mijn besluit. Hij heeft mij uitgekozen en dat voelt goed.”
Thuis aangekomen plaatste Elena de kattenbench in het midden van de woonkamer. Alvorens die te ontsluiten opende zij eerst alle binnendeuren van haar woning, zelfs die van de douche met het toilet, met als doel kater August in de gelegenheid te stellen om de woning te verkennen en zich vertrouwd te voelen. Voorzichtig opende Elena de bench. Zonder twijfel sloop August naar buiten en nam al zittend rustig de tijd om eens rond te kijken. Algauw verhief hij zich van zijn plek en liep resoluut op de balkondeur af. In de dagen hiervoor had Elena het balkon van een kattennet voorzien, een groen gemaasd net dat katten verhinderde om van het balkon af te kunnen klimmen.
“Wil je meteen naar buiten?” vroeg Elena. “Wil je niet eerst het huis zien dan?”
August bleek overduidelijk over een eigen besluitvorming te beschikken die geen discussieruimte toeliet, wat hij met een klagelijke mauw bevestigde.
“Nou goed dan, jij je zin,” antwoordde Elena, waarna ze de balkondeur opende en de kater naar buiten liet.
Deze sprong resoluut op de muur waaraan het groene net was bevestigd om daar eens een paar flinke halen aan te geven. Voor het tot Elena doordrong was er een gat gecreëerd groot genoeg om doorheen te kruipen, wat August dan ook vliegensvlug deed. Zelfverzekerd liep hij over de rand naar het belendende balkon, buiten bereik van Elena, die met allerlei lekkere hapjes probeerde haar nieuwe huisgenoot terug te lokken. Kater August interesseerde zich echter geenszins voor al die aanlokkelijkheden. Het enige waar zijn aandacht naar uitging was het huis van de buren, waar hij onafgebroken naar staarde.
“Kom dan, kom dan toch August,” probeerde Elena nogmaals.
Als antwoord kreeg ze slechts een langgerekt gemiauw.
Elena had geen flauw idee door wie het buurhuis werd bewoond. Met de meeste galerijbewoners had zij een prima contact. Haar directe buren had zij echter nog nooit gezien. Toch besloot zij om maar aan te bellen, een buur in nood moet tenslotte geholpen worden. Hoe lang Elena echter ook belde, er volgde geen enkele reactie. Het keukenraam bood ook geen uitkomst, daar dit altijd door een donker gordijn werd verduisterd.
Ten einde raad belde ze de hulpdienst met het verzoek of de brandweer haar kon helpen. Gelukkig stond die enige ogenblikken later met een ladderwagen klaar om de kat uit zijn benarde positie te bevrijden. Wonder boven wonder liet het dier zich zonder problemen oppakken en naar beneden voeren, om zich even later met haar nieuwe baasje te verenigen. Eenmaal binnen liep hij naar zijn voederbak om zich uitgebreid aan alle uitgestalde lekkernijen tegoed te doen, een wending waar Elena helemaal niets van begreep.
Wat een eigenwijs beest is dit zeg, dacht zij. Eigenlijk houd ik daar wel van.
Een van de behulpzame brandweerlieden stond ondertussen druk gesticulerend te telefoneren, met de politie naar algauw bleek.
“Ja,” verklaarde hij kort daarop zijn actie, “ik vertrouw die buren van u voor geen meter. Alle ramen zijn potdicht en geblindeerd. Dat ziet er nou niet bepaald bewoond uit. Daarom heb ik de politie maar om assistentie gevraagd. Is u nooit iets aan de mensen hiernaast opgevallen?”
“Ik zou niet weten wie daar wonen,” antwoordde Elena, “ik heb ze nog nooit gezien of gesproken. Iedereen vraagt zich af wie de bewoners zijn.”
Kort hierna meldden zich enkele agenten op de galerij die na enig overleg de deur met bruut geweld forceerden, om vervolgens met getrokken pistool de woning te betreden. Algauw kwamen zij weer naar buiten. Een van hen had een wietplantje in zijn hand.
“Nou, we begrijpen wel waarom u uw buren nooit hebt gesproken,” sprak deze triomfantelijk. “Kijk eens? Het huis staat hier vol mee. Er bevindt zich daar een complete wietplantage. In de gauwigheid heb ik zo’n 300 plantjes geteld. Die kat van u is goud waard, mevrouw. Kan die niet bij de recherche komen werken?” voegde hij lachend toe.
Dagen later las Elena in de krant iets over de arrestatie van een echtpaar in verband met het oprollen van een wietkwekerij in een flatgebouw. Vol trots keek zij naar haar kater August, die haar blik met een klimpartij op haar schoot beantwoordde om zich daar behaaglijk neer te vlijen.
“Eigenwijs beest,” fluisterde zij in zijn oor.
Het gat in het net repareerde Elena de volgende dag meteen. August klom echter nooit meer op de balkonrand, zijn missie zat erop.