Groene vingers

Over siliconen liefde

Dat ik niet over groene vingers beschik heb ik in mijn gestaag voortschrijdende leven nog nooit als een onoverkomelijk euvel ervaren. Het heeft mij in ieder geval nooit in een onmogelijke positie gebracht. Om een voorbeeld te geven: bij een bezoek aan de huisarts heeft deze mij, na het aanhoren van mijn medische klacht, nog nooit verrast met de in artsenogen levensreddende vraag Beschikt u over groene vingers? Of een ander voorbeeld: na de enige keer in mijn leven dat ik door een agent werd staande gehouden na het negeren van een inhaalverbod, in Duitsland nota bene, luidde zijn openingszin in geen geval Haben Sie einen grünen Daumen? om vervolgens na mijn ontkennend antwoord opgelucht adem te halen, vanuit het besef slechts met een inhaalverbod te zijn geconfronteerd.

Mijn onvermogen om met groen om te gaan kwam al tot uiting in de periode dat ik nog als leerkracht op een basisschool werkte. Bloempotten met een zeer diverse inhoud sierden mijn vensterbanken, nou ja, sieren? Het rijke scala aan planten en bloemen vertoonde doorgaans, door mijn onvermogen aan verzorgingskracht, een zeer abominabele aanblik. Eigenlijk viel hun permanente toestand te omschrijven als op leven na dood. Een doorsnee hooiveld vertoonde meer levenslust dan de inhoud van mijn verzameling bloempotten. Welke goedbedoelde adviezen ik ook inwon, niets hielp. Zelfs ruime hoeveelheden Pokon en Bioflor of de toevoeging van vaste hydrovoeding als Blusana, bedoeld als pure verwennerij, mochten niet baten. Goedbedoelde collegiale opmerkingen als Ik zou de vensterbanken gewoon leegmaken joh, dan heb je meer ruimte om knutselwerkjes te etaleren lieten mijn hakken juist stevig in het zand belanden in een wanhopige toestand van zinloze volharding.

Ooit kwam mij ter ore dat vetplanten een goed alternatief konden bieden als ultieme poging om mijn klaslokaal toch een groene aanblik te schenken. Met die kennis vroeg ik de plaatselijke bloemist om nadere informatie, die mij, na het toebedelen van een meewarige blik die zoveel zei als Daar heb je weer zo’n plantenmoordenaar, mij achteloos een folder in de hand frommelde en iets mompelde als Lees dat eerst maar eens door.

Thuisgekomen sloeg mijn hart toch wel verheugd enige slagen over na het lezen van de volgende woorden:

Heb je geen groene vingers? Gaan jouw planten altijd dood? Haal dan eens een vetplant of Succulent in huis. Deze planten hebben zeer weinig water of verzorging nodig en zijn daardoor haast onverwoestbaar. De ongekroonde koningin van het overleven, dat is de vetplant. Haar officiële naam Succulent dankt ze aan het Griekse woord succus, wat sap betekent. En terecht: ze is namelijk een sappige plant, gespecialiseerd in het vasthouden van water. Dat water is voor veel soorten vetplanten van levensbelang, want oorspronkelijk komen ze voor in gebieden die worden geteisterd door droogte. Daar slagen ze er als een van de weinigen in om haast probleemloos de elementen te trotseren.

Kijk, dat is wat ik nodig had, de Succulent, mijn redder in nood. Mijn klaslokaal liet zich gemakkelijk identificeren met de woestijnachtige omgeving waarnaar de informatiefolder verwees.

De meewarige blikken van de bloemist negerend keerde ik naar zijn winkel terug en schafte een voorraad vetplanten aan die een dag later mijn klaslokaal met hun verfrissend groen opsierden. De kinderen vonden het prachtig en zelfs tegen hun kindermanier van kijken, niet alleen met de ogen maar ook met de handen, bleken de planten uitstekend opgewassen. Kortom ideale kindervrienden. Vanuit hun biologisch enthousiasme bleken de leerlingen zich tevens verantwoordelijk te voelen voor hun wel en wee en vroegen mij of zij voor de groene schepsels mochten zorgen. Geroerd door zoveel betrokkenheid stemde ik daar uiteraard in toe, hiermee het graf van deze dikke leerachtig gebladerde schepsels bezegelend. 

Vanuit hun gulle kinderharten schonken de leerlingen de niets vermoedende Succulenten niet alleen hun hartverwarmende zorgzaamheid, maar ook ruime hoeveelheden water uit de daarvoor aangeschafte plantengieter. Dat die porties niet overeenstemden met de behoeften van de doorgaans in kurkdroge omgevingen verkerende vetplanten, ontdekte ik na enige weken op het moment dat de bloempotten tot de rand toe gevuld bleken en een enkele zelfs zoveel sproeiwater kreeg toebedeeld dat zich op de grond een ruime plas overtollig vocht vormde. Het leed was toen al geleden en het vertraagde aftakelingsproces niet meer te stuiten. Gestaag veranderden de frisgroene kleuren in geelachtige bruine smurrie, hiermee het einde van een veelbelovende klassenflora aankondigend.

Uiteindelijk vond ik de oplossing in een van de over ons land verspreide geel-blauwe reuzedozen, luisterend naar de naam Ikea. Na een flinke partij slalommen belandde ik tot mijn verbazing bij een afdeling vol met rekken, rijkelijk gevuld met kunstplanten, kleine groene plantjes in kleurige potjes, die op het eerste gezicht niet van echt waren te onderscheiden. De volgende morgen waren de ahh’s en ohh’s dan ook niet van de lucht toen mijn klaslokaal zich vulde met verbaasde kinderen. De aanblik van zoveel fris groen in kleurrijke bloempotten maakte vele bewonderende reacties los.

Ik moet toegeven dat ik een drempel over moest bij de aanschaf van deze siliconen plastic creaties, maar die twijfel werd al gauw tenietgedaan door de vele voordelen die zij bleken te bieden. Geen verzorging, nooit meer vergelen of verdorren, geen wanhopige teleurstellingen meer, waardoor mijn vensterbanken zich ieder jaar weer, tot aan mijn pensioen, met haar sfeervolle kleurrijke uitstraling vulden. Zogezegd een win-win situatie.

Onlangs kwam mij een aan bovenstaande ervaring refererend voorval ter ore, een wonderlijke geschiedenis die een empathische glimlach op mijn gezicht veroorzaakte.

De Amerikaanse Caelie Wilkes beschikte al vele jaren over een voorliefde voor vetplanten. Niet zoals ik vanuit een gemakzuchtig en praktisch perspectief, nee, gewoon omdat ze van de prachtige groene kleur en volle structuur hield. ‘Gewoon een perfecte plant,’ getuigde ze. De heldergroene aanblik in combinatie met de rijkelijk gevulde bladeren, per plant verschillend gerangschikt in verrassende patronen, veroverden haar hart al geruime tijd geleden. Sinds twee jaar beschikte zij zelfs over een lievelingsplant, een prachtig exemplaar dat zij met veel liefde en aandacht verzorgde. Die groene vriend had een ereplekje voor Caelies keukenraam, een in het oog lopende plaats waar zij als een ware Succulent-koningin stond te shinen. Ter garantie van haar optimale verzorging had Caelie zelfs een compleet verzorgingsschema opgesteld, zich bewust van de vetplanteigenschap dat iedere vorm van verwennerij killing was. Wilde iemand anders zich met de verzorging bemoeien dan schoot Caelie ogenblikkelijk in het defensief. 

‘Eén keer per maand een flinke scheut water volstaat voor een vetplant,’ diende zij de bemoeial dan onverbiddelijk van repliek. 

‘In de winter kan er zelfs een droge periode ingelast worden.’

Nu na twee jaar vond Caelie de tijd rijp om haar plantaardige vriendin te verpotten, als een heuse vorm van verwennerij voor vetplanten. Met zorg zocht zij in de winkel een passende kleurrijke behuizing voor haar lievelingsplant, waarmee zij huiswaarts keerde om direct met de potverhuizing aan te vangen. Voorzichtig groef zij met haar handen de vetplant uit het zand, bang om de wortels te beschadigen. Maar hoe groot was haar deceptie bij een blik onder de rokken van haar groene vriendin. Waar zij een welige bos plantenwortels verwachtte bevonden zich slechts enkele armzalige puntige obstakels, niet van organisch materiaal, maar slechts bestaande uit ordinair plastic. Een ijselijke kreet ontsnapte haar keel bij deze afgrijselijke aanblik. De prachtige plant die zij zoveel liefde had geschonken, die groene trofee van biologisch perfectionisme waarvan zij zelfs met regelmaat de bladeren waste, bleek … een nepexemplaar. Haar benen voelden als pap, onvermogend om haar lichaamsgewicht nog verder te kunnen dragen. Ontredderd zakte Caelie langzaam door haar knieën om in verkreukelde toestand tegen een keukenkastje te blijven hangen.

Waarom ontdek ik dit nu pas? dacht ze. Waarom heb ik dit nooit gemerkt? Waarom heeft niemand anders dit ooit gemerkt?

Voor Caelie voelde het alsof ze twee jaar lang in een leugen had geleefd, alsof iedereen er vanaf wist, alsof zij de enige blinde was.

In een vlaag van onverwachte woede sprong ze overeind en begon ter controle alle overige vetplanten uit hun potten te rukken, daarmee een spoor van aarde en plantenresten scheppend. Uitgerekend haar lievelingsplant bleek het enige nepexemplaar te zijn, een ontdekking als van het op overspel betrappen van haar vriend. Siliconen liefde, haar kroonjuweel van groene adoratie bleek slechts van kunststof, een regelrechte aanslag op haar vertrouwen.