De Snuffelaar

Voorwerpen verzamelen zit in de genen van de mens. 

Dat blijkt al uit de sluwe manier waarop de commercie op deze schijnbare basisbehoefte inspeelt door bij de aanschaf van een tas vol boodschappen een hoeveelheid zegeltjes of spaarpunten te verstrekken, waarmee de argeloze klant tot het verzamelen van vaak nutteloze bezittingen wordt aangezet. Vensterbanken vol nostalgische miniatuurwoningen of boekenplanken, afgeladen met flitsende raceautootjes, vullen zo binnen enkele weken menig Nederlandse huiskamer, om over de plakboeken vol voetbalplaatjes nog maar te zwijgen, waarmee verzamelaars niet beseffen aldus aan de verwezenlijking van een geslepen reclamecampagne mee te werken. 

Ook zonder commerciële doeleinden sparen mensen als hobby soms de meest onverwachte objecten. Een korte zoekactie op internet levert een meer dan verrassend resultaat: 

een verzameling puntenslijpers geërfd van opa; een collectie van meer dan honderd exemplaren Shrek-films op videobanden; muren vol Pringlesbussen; alle stickers van appels die door iemand tijdens de coronalockdown werden gegeten, inclusief een sterrenwaardering; een piramide gebouwd van 1785 bowlingballen, in vijftien jaar tijd verzameld.

Zelfs beroemdheden blijken zich aan deze vaak opzienbarende verzamelwoede te buiten te gaan. Zo blijkt Johnny Depp een fanatieke Barbie-verzamelaar en bezit Tom Hanks meer dan 250 typemachines. Als kind blijkt de beroemde Demi Moore al met het verzamelen van vintage poppen te zijn begonnen, een collectie die ondertussen de 3000 exemplaren overschrijdt. En als laatste in deze opsomming beschikt Claudia Schiffer over een wonderbaarlijke fascinatie voor insecten en blijkt haar gehele huis met deze ‘creepy crawlers’ te hebben aangekleed.

Bij deze verrassende collecties vallen de aloude postzegelverzamelaars of spaarders van sigarenbandjes, uit de tijd van mijn eigen jeugd, in het niet.

In de oertijd stond het verzamelen door de jager-verzamelaar in het teken van overleven. Niets verzamelen of vangen betekende geen voedsel en dus honger. Door op pad te gaan voor het verzamelen van eetbare wilde planten en het jagen op dieren zorgde hij voor voldoende voedsel voor de familiegroep. Dit eten vergaren vormde zo een noodzakelijk onderdeel van het soms harde bestaan, van een geheel andere orde dus dan het verzamelen om het verzamelen zelf.

Wat drijft mensen tot het aanleggen van een uitzonderlijke collectie, een verzameling waarbij menig mens op zijn minst de wenkbrauwen fronst, zo niet een duidelijk gevoel van afkeuring laat blijken? Wellicht moet de betreffende verzamelaar het antwoord op die vraag zelf schuldig blijven. In ieder geval werd ik dezer dagen met het bericht van een wel zeer ongebruikelijke collectioneur geconfronteerd.

Als jongen bracht Bart Vredekens vele uren in de fietswerkplaats van zijn vader door. Vanaf het moment dat hij zijn eerste stapjes op de wereld zette, hielp hij op zijn manier mee bij de reparatie van de binnengebrachte rijwielen. Al gauw keek hij bij zijn vader de fijne kneepjes van het vak af en ontwikkelde zich op reeds jonge leeftijd tot een volwaardige fietsenhersteller, een reparateur met hart voor het ambacht. Als smaakvolle eter reageerde zijn lichaamslengte al snel op het tot zich genomen voedsel en bereikte Bart op tienjarige leeftijd reeds de hoogte van een flinke puber, een riant uitzichtpunt dat zijn gelaat ver boven de te repareren tweewielers liet uitsteken. In het nazien bleek deze ontwikkeling van significante betekenis voor zijn latere verzamelwoede. Want samen met zijn aangezicht verhief ook zijn reukorgaan zich tot bovengemiddelde hoogte als voorwaarde voor de ontwikkeling van zijn nogal afwijkende interesse.

Noodgedwongen en geconcentreerd sleutelend hing Bart met zijn gezicht, eigenlijk vooral met zijn neus, boven de zadels van de aan hem toevertrouwde vervoermiddelen. Vanuit de bereden leren zitplaatsen werd hem een indrukwekkende variatie aan geuren toebedeeld als een woordeloos verhaal over de vaak onbekende eigenaren. Daarbij vormden zurige geuren met overmacht een dominerende meerderheid, maar ook een heel scala aan zoetige, onwelriekende en kruidige geurmoleculen beroerde meer dan eens de geurreceptoren bovenin Barts neus. Deze ongevraagde oefeningen in geurherkenning leerden hem gaandeweg ook veel overeenkomsten herkennen, waardoor zich uiteindelijk een tweedeling afbakende: mannen- en vrouwenluchtjes.

Met het toenemen der jaren groeide bij Bart de noodzaak om zich op zijn toekomst te oriënteren: wat wilde hij met zijn verdere leven?  Hoe graag hij zijn vader ook hielp, een leven dat zich voornamelijk in de reparatiewerkplaats zou afspelen, oefende een steeds geringere aantrekkingskracht op hem uit en stond hem uiteindelijk zelfs tegen. Na vele jaren verscheidene opleidingen te hebben gevolgd belandde hij uiteindelijk bij een groot ict-bedrijf om daar een veelbelovende carrière op te bouwen. Met duizelingwekkende snelheid beklom hij de carrièreladder, een ontwikkeling waarmee hij bewondering afdwong, maar die ook een keerzijde kende. In beangstigend toenemende mate ervoer Bart een schreeuwende prestatiedruk die zijn geluksbeleving in de weg begon te staan. De voor anderen eeuwig positieve, behulpzame en enthousiaste persoonlijkheid verschrompelde diep van binnen tot een depressief ego, onvermogend om nog van zichzelf te kunnen houden. 

In een wanhopige poging dit proces te stoppen zocht Bart naar houvast, naar zekerheden waarbij hij zich veilig en geborgen voelde, een zoektocht waarin hij verrassend slaagde.

Gedurende enkele maanden werd de stadspolitie met de toename van wel zeer uitzonderlijke meldingen van vermissing geconfronteerd. Steeds meer mensen rapporteerden de ontvreemding van hun fietszadel, soms meerdere keren in korte tijd. Deze vorm van overlast veroorzaakte zoveel onrust dat zelfs enkele kranten het nodig vonden om er een sappig artikel aan te wijden, voor de politie een reden om de bewakingscamera’s eens goed te controleren. Al gauw ontdekten de ijverige wetshandhavers dat slechts één persoon hiervoor verantwoordelijk was. Na kort speurwerk leverde dit een identiteit op, waarna twee agenten zich binnen afzienbare tijd op de stoep bij Barts huisdeur meldden en aanbelden. Eenmaal binnen verbaasden de ambtenaren zich over de wonderbaarlijke aankleding van Barts huis. Overal hingen op ooghoogte fietszadels op precies gelijke afstand van elkaar. Een lint van voorwerpen dat een bezoeker als bizarre leidraad door de woning leidde. Nadat de agenten van hun wonderbaarlijke waarneming waren bekomen, vroegen ze Bart naar de achtergrond van deze niet alledaagse decoratie. In eerste instantie beschroomd, besloot Bart toch maar tot een uitleg, waarbij hij de neerwaartse spiraal van zijn gemoedstoestand, evenals de oorzaken hiervan, met hen deelde. 

‘Deze fietszadels brengen me terug naar mijn jeugd, een tijd waarin ik me erg behaaglijk voelde. Door aan die voorwerpen te ruiken en te snuffelen keer ik terug naar mijn kindertijd en waan ik mezelf voor korte tijd gelukkig,’ legde Bart uit.

Een verklaring die bij de agenten op weinig begrip kon rekenen. Bart werd gesommeerd om de fietszadels uit zijn huis te verwijderen en naar het politiebureau te brengen. Na verloop van tijd ontvingen alle personen die aangifte hadden gedaan een bericht, met daarin de uitnodiging om hun fietszadel te komen uitzoeken. Een mogelijkheid waarvan slechts een enkeling gebruik maakte.

Om alsnog in zijn snuffelbehoefte te kunnen voorzien deed Bart een beroep op zijn vader, die in zijn werkplaats nog over enkele oude exemplaren beschikte.