Foutje bedankt

De politie is je beste vriend, een bekende uitspraak waarmee zoiets bedoeld wordt als de politie heeft het beste met je voor en je kunt altijd een beroep op haar doen. Waarschijnlijk beoogden de reclamemakers van weleer hiermee de hiërarchische afstand tussen de hermandad en het publiek te verkleinen.
Een andere bekende slagzin luidt: die pet past ons allemaal, waarmee de bedenkers appelleerden aan een gevoel van medeverantwoordelijkheid bij burgers, samen met de politie zorg dragen voor de veiligheid van ieder. In het oorspronkelijke postbus 51-spotje werd een meisje op een fiets door een auto aangereden. De automobilist reed door, maar een oplettende voorbijganger noteerde het nummerbord waardoor de man alsnog kon worden aangehouden.
Of Guus Lohuyzen na zijn onvergetelijke avontuur direct aan bovenstaande reclamecampagne dacht is hoogst onwaarschijnlijk, maar na die bizarre ervaring laveerde hij vermoedelijk ergens tussen deze beide slogans door, waarbij zijn eigen onachtzaamheid hem een verrassende ontknoping zou opleveren.
Als liefhebber van snelle sportauto’s wist Guus zich eigenaar van een peperdure Lamborghini Aventador, die zich doorgaans in een zwaar beveiligde en speciaal hiervoor gebouwde garage naast zijn huis bevond. Al menig uur had hij samen met de gifgroene bolide in dit belendende bouwwerk doorgebracht, daarbij de extreem spiegelende autolak liefkozend oppoetsend in de hoop haar nog glimmender te krijgen. Het ultieme Lamborghini-moment beleefde Guus op dagen waarop het KNMI de verwachting van een zonovergoten dag uitsprak als uitnodiging voor een ritje in de exclusieve sportwagen. Een ritueel waaraan de buurt nooit wende en omwonenden steeds weer tot een uitzwaai-exercitie vol gepaste jaloezie verleidde.
Als de dag van gisteren herinnerde Guus zich het horrormoment waarop hij zijn garage opende om een stukje te gaan rijden. Zojuist had de radio hem weer veelbelovende weercondities voorspeld, altijd een nerveus makend moment waarop Guus’ hart steevast een slag oversloeg. In zijn beleving bestond er geen mooiere ervaring dan een tocht in zijn Lamborghini, een moment waarop alles samenviel, congruent aan de zin van zijn leven. Een rit in zijn sportauto stond gelijk aan een ultiem geluksgevoel, een zaligmakende staat waarin al het overige tot nul werd gedegradeerd.
Hoe schokkend besprong hem dan ook de aanblik van zijn lege garage met een intens misselijkmakend gevoel, een snijdende pijn die zijn ziel in tweeën spleet alsof hij ter plekke werd aangerand. De leegte van de garage verdoofde al zijn zinnen, zoog zijn bewustzijn leeg op slechts één gedachte na:
de politie, ik moet de politie bellen, 112.
Geheel overstuur meldde Guus de vermissing van zijn auto.
“Ja, een gifgroene Lamborghini Aventador, behoorlijk prijzig kan ik u vertellen.”
“En waar trof u de auto voor het laatst aan?” vroeg de medewerker aan de andere kant.
“Naast mijn huis in de garage die ik speciaal voor mijn sportwagen heb gebouwd. U moest eens weten, mevrouw, wat ik allemaal aan beveiliging heb aangebracht. Je moet echt van goeden huize komen hoor, om in te breken. Ik snap dan ook helemaal niet waarom er geen alarm is afgegaan?”
“Heeft u braaksporen aangetroffen?” probeerde de juffrouw van de meldkamer.
“Nee, dat is juist het aparte. De deur zat gewoon op slot, er viel niets bijzonders te ontdekken. Ik snap er helemaal niets van.”
“Meneer, ik zal per direct een melding naar alle dienstauto’s laten uitgaan. Zo’n opvallende sportwagen kan toch niet onopgemerkt blijven, lijkt me. Kunt u nog eenmaal het kenteken herhalen?”
Na het wederom noemen hiervan en de verzekering dat ze meteen zouden bellen bij het vinden van de auto beëindigde Guus met een ongewis gevoel het ongemakkelijke telefoongesprek. Zoals zo vaak bij choquerende ervaringen kwam de emotionele reactie pas een tijd later. Nadat hij de garagedeur weer had afgesloten en zich omdraaide om zijn huis te betreden, overviel hem een verlammende leegte die zijn lichaam met een ongecontroleerde siddering doortrok, een opeenvolging van ritmische bewegingen alsof het een epileptische aanval betrof. Ternauwernood wist Guus zich, tegen de muur leunend, staande te houden. Hoelang hij zo stond kon hij zich achteraf niet meer herinneren, maar op enig moment drong langzaam een vertrouwd geronk tot hem door, een gegrom met hoge uithalen als van een herdershond die zijn baasje na een wilde ontsnapping eindelijk terugvindt. Vol verbazing zag Guus hoe zijn vermiste Lamborghini langzaam het erf opdraaide en voor de garagedeur stilhield. Als bij toverslag stopte het wilde shaken van zijn lichaam en hield hij zijn ogen gericht op de donker getinte autoruiten, waarachter de bestuurder schuil ging.
Langzaam rijpte de oorzaak van het verdwijningsmysterie, waarbij zijn gedachten naar gisterenavond afdwaalden. Samen met zijn vriendin Lieke beleefde hij een meer dan gezellige avond, waarbij de alcohol ruimschoots vloeide, althans bij Guus. Want Lieke was een gezond verantwoord typje dat alleen maar water dronk. Door zijn benevelde toestand had hij positief gereageerd op haar verzoek om zijn auto mee te mogen nemen. ‘Om indruk op mijn vriendinnen te maken’, luidde haar verleidelijke motivatie. Normaal gesproken zou zo’n verzoek kansloos zijn, ware het niet dat hij veel te veel had gedronken.
De combinatie alcoholgebruik en vermeende weigering tot uitlenen veroorzaakte de volgende dag de choquerende ontdekking. Toen Lieke dan ook niets vermoedend uit zijn auto stapte vloog Guus haar in de armen alsof hij zijn vriendin jaren niet had gezien.
“Jezus mens, wat ben ik blij dat ik je zie,” sprak hij met een verhulde ontroering in zijn stem.
“Nou nou, wat een enthousiasme zeg. Dat me dit nog eens zou overkomen,” antwoordde Lieke, zich aan de hartstochtelijke omhelzing ontworstelend. “Vanwaar dit onverwachte welkom?”
Guus besefte de noodzaak van een gedegen motivatie. Langzaam drong het tot hem door dat Lieke niet de indruk moest krijgen dat zijn blijdschap meer de auto dan haar betrof.
“Nou weet je, ik wilde vanmorgen een ritje met de Lamborghini maken en schrok me rot toen ik de lege garage zag. Ik was gisteren blijkbaar dusdanig beschonken …”
“Dat je je ruimhartige aanbod was vergeten,” vulde Lieke lachend aan. “Nou jij bent ook een lekkere. Ik vermoedde al dat het om de auto ging, maar het is goed zo hoor. Zullen we dan samen een stukje gaan rijden?”
Even later reden beiden de straat uit, Guus stralend aan het stuur en Lieke tevreden glimlachend op de passagiersstoel. Voor een kort ogenblik gingen haar gedachten naar het moment waarop zij met de Lamborghini bij haar vriendinnen arriveerde, die stikjaloers reageerden.
Erg lang kon ze niet van de herinnering genieten. Nauwelijks de straat uit werd hun auto plotseling klemgereden door twee politieauto’s. De haastig tevoorschijn gesprongen agenten sommeerden hen uit te stappen en zich om te draaien. Binnen een paar tellen zaten Lieke en Guus geboeid op de achterbank van de politiewagen.
“Wat is er aan de hand?” hakkelde Guus verbaasd in de richting van de agenten, terwijl Lieke het huilen nader dan het lachen stond. “Wat hebben we gedaan dan?”
“Meneer, u bent aangehouden voor het stelen van een peperdure Lamborghini. Het kenteken van de door u bereden auto komt overeen met de melding die wij zojuist over de radio ontvingen.”
“Stelen, stelen?” stamelde Guus. “Dat is mijn eigen auto, wat krijgen we nou?”
“Leuk geprobeerd,” reageerde een van de agenten enigszins geagiteerd, “maar daar trappen wij niet in.”
En zo werd Guus voor het stelen van zijn eigen auto gearresteerd. Na wat heen en weer gepraat ontdekten de agenten op het politiebureau hun vergissing.
“Nou meneer, u had ons wel even kunnen melden dat uw auto weer terecht was. Dat had een hoop gedoe voorkomen.”
Behoorlijk geschrokken namen Guus en Lieke de sleutel van de Lamborghini, die inmiddels naar het politiebureau was gebracht, in ontvangst. Van het plezierige autoritje kwam niets terecht. Wel beschikten beiden over een enerverend verhaal om tijdens een feestje indruk mee te maken.